2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres is geboren op [..-..] 1963. Zij is gehuwd en woont in [Z] .
2. Eiseres volgde in 2011 de lerarenopleiding Nederlands bij Windesheim in Zwolle. Inmiddels heeft zij deze opleiding afgerond.
3. Eiseres had in 2011 geen recht op studiefinanciering.
4. Eiseres heeft op 18 maart 2012 aangifte ib/pvv 2011 gedaan. In de aangifte is een bedrag van € 5.343 aan aftrekbare scholingsuitgaven in aanmerking genomen.
5. Verweerder heeft op 2 juni 2012 een voorlopige aanslag ib/pvv 2011 aan eiseres opgelegd. De voorlopige aanslag is in overeenstemming met de aangifte vastgesteld.
6. Verweerder heeft eiseres bij brief van 6 december 2013 verzocht om nadere informatie over de scholingsuitgaven.
7. Eiseres heeft verweerder bij brief van 23 december 2013 nader geïnformeerd. Bij de brief heeft eiseres verschillende bonnen en kwitanties overgelegd.
8. Verweerder heeft eiseres bij brief van 31 januari 2014 op de hoogte gebracht van zijn voornemen om bij het vaststellen van de definitieve aanslag af te wijken van de aangifte.
9. Eiseres heeft verweerder bij brief van 14 februari 2014 en bij brief van 28 februari 2014 nader geïnformeerd over de scholingsuitgaven. Bij de laatste brief heeft eiseres een bankafschrift, een boekenlijst, een vakkenoverzicht en enkele andere overzichten overgelegd.
10. Verweerder heeft eiseres bij brief van 28 mei 2014 laten weten definitief van de aangifte af te wijken.
11. Verweerder heeft op 21 juni 2014 de definitieve aanslag ib/pvv 2011 aan eiseres opgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder een bedrag van € 1.769 aan scholingsuitgaven in aanmerking genomen.”