Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2018:221

Gerechtshof Amsterdam
23-01-2018
12-02-2018
200.163.949/01
Civiel recht
Hoger beroep

Nadat in een eerder tussenarrest is geoordeeld dat voorshands bewezen wordt geacht dat de werknemer werkte op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wordt na het horen van getuigen overwogen dat aanleiding bestaat tot het vragen van een deskundigenbericht (over de authenticiteit van de op de arbeidsovereenkomsten geplaatste parafen en handtekeningen). Zie ECLI:NL:GHAMS:2015:5090 en ECLI:NL:GHAMS:2016:5223.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2018-0229
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0229

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.163.949/01

zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 2685154 CV EXPL 14-49

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 januari 2018

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,

advocaat: mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn,

tegen

NEW IPD B.V.,

gevestigd te Obdam, gemeente Koggenland,

geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,

advocaat: mr. W. Hovingh te Alkmaar.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en IPD genoemd.

In deze procedure is laatstelijk op 6 december 2016 een tussenarrest uitgesproken, hierna ‘het tussenarrest’. Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar het tussenarrest.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van IPD d.d. 31 januari 2017;

- de akte houdende overlegging productie van IPD d.d. 14 februari 2017;

- de antwoordakte van [appellant] d.d. 14 maart 2017;

- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] d.d. 19 mei 2017

- de conclusie na enquête van IPD d.d. 20 juni 2017;

- de akte na enquête tevens uitlating deskundige onderzoek tevens houdende wijziging eis van [appellant] d.d. 4 juli 2017 met producties.

Ten slotte is opnieuw arrest gevraagd.

2 Beoordeling

2.1

Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 1 december 2015 voorshands bewezen geacht dat tussen IPD en [appellant] sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het hof heeft bij het tussenarrest IPD toegelaten tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling van [appellant] dat tussen IPD en [appellant] sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

2.2

IPD heeft als getuigen laten horen [B] , directeur van IPD en N.C. Manshanden , directeur van Commandeur Accountants en Adviseurs, de accountant van IPD. [appellant] heeft als getuigen laten horen [D] , werkzaam bij Commandeur Accountants en Adviseurs, alsmede zichzelf.

2.3

[B] heeft, zakelijk weergegeven, onder andere het volgende verklaard. Hij bevestigt dat productie 7H (arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 1e) een afdruk is van de destijds gesloten overeenkomst, waarbij hij op de eerste pagina links onderaan zijn paraaf herkent en op die pagina rechts onderaan de paraaf van [appellant] , en waarbij hij op de tweede pagina links in het midden zijn handtekening herkent en op die pagina rechts in het midden de handtekening van [appellant] . Van dat eerste contract is een scan gemaakt die naar de accountant is gestuurd. [B] bevestigt dat productie 8H (arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 2e) de originele destijds gesloten overeenkomst is, waarbij hij op de eerste pagina links onderaan zijn paraaf herkent en op die pagina rechts onderaan de paraaf van [appellant] , en waarbij hij op de tweede pagina links in het midden zijn handtekening herkent en op die pagina rechts in het midden de handtekening van [appellant] . [B] heeft verklaard zich te herinneren dat hij en [appellant] het eerste contract (productie 7H) omstreeks 1 december 2011 tekenden en dat de twee velletjes van die productie bij elkaar horen. [B] heeft verklaard van zijn loonadministratie de conceptarbeidsovereenkomsten te krijgen, zo ook van het tweede contract. Dat tweede contract is een paar dagen voor 1 december 2012 getekend. Hij heeft verklaard met [appellant] nooit te hebben gesproken over het aangaan van een vast contract.

2.4

Manshanden heeft, zakelijk weergegeven, onder andere het volgende verklaard. Hij herkent de producties 7H en 8H als de contracten die in het dossier van zijn kantoor zitten. Hij heeft contact opgenomen met zijn loonadministratie en daar gehoord dat zij deze contracten hebben opgesteld. Het is het advies van zijn kantoor om eerst een contract voor bepaalde tijd op te stellen. Op de door zijn kantoor opgestelde loonstroken wordt niet in die bewoordingen vermeld of er sprake is van een contract voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. Het is niet gebruikelijk om op de loonstrook de einddatum van het contract te vermelden. Hij heeft verklaard niet te hebben gecontroleerd wanneer de arbeidsovereenkomsten in het digitale dossier van zijn kantoor terecht zijn gekomen, maar hij acht het onwaarschijnlijk dat dat pas in 2014 is gebeurd, want binnen het kantoor geldt de instructie dat er geen salarisstroken worden uitgedraaid zonder een getekend contract. Hij gaat er daarom zonder meer van uit dat er op zijn kantoor zo’n getekend contract aanwezig was. Hij gaat er verder van uit dat [D] de desbetreffende contracten heeft gemaakt, omdat zij de contactpersoon is voor IPD en [B] .

2.5

[D] heeft verklaard dat zij binnen het kantoor IPD onder haar hoede heeft, dat het gebruikelijk is dat het kantoor de arbeidsovereenkomsten voor zijn klanten opstelt en dat zij ervan uitgaat dat zij de desbetreffende contracten (producties 7H en 8H) heeft opgesteld, omdat ze zijn opgesteld omstreeks november/december 2011 en 2012 en zij in die periode niet lange tijd op vakantie is geweest.

2.6

[appellant] heeft verklaard dat de paraaf rechtsonder op de eerste pagina van productie 7H niet de zijne is en dat de handtekening bij het getypte woord werknemer op de tweede pagina van die productie ook niet de zijne is. [appellant] heeft verklaard dat de paraaf rechtsonder op de eerste pagina van productie 8H niet de zijne is, maar dat de handtekening bij het getypte woord werknemer op de tweede pagina van die productie wel de zijne is. Hij heeft verklaard met IPD nooit een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te hebben afgesloten. De tweede pagina van productie 8H is door hem getekend later dan 1 december 2011.

2.7

Alvorens een oordeel over het al dan niet slagen van het ingebrachte tegenbewijs te geven, wenst het hof te worden voorgelicht door een deskundige over de mogelijkheid dat de stukken die (deels in kopie) als producties H7 en H8 zijn overgelegd, falsificaties inhouden.

2.8

Het hof is voornemens aan de daartoe te benoemen deskundige de volgende vragen te stellen:

1. Met welke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de paraaf rechts onderaan de eerste pagina van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 1e (productie 7H) al dan niet door [appellant] is geplaatst?

2. Met welke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de handtekening rechts in het midden (onder het getypte woord: Werknemer) onderaan de tweede pagina van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 1e (productie 7H) al dan niet door [appellant] is geplaatst?

3. Met welke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de paraaf rechts onderaan de eerste pagina van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 2e (productie 8H) al dan niet door [appellant] is geplaatst?

4. Met welke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de eerste en de tweede pagina van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 2e (productie 8H) al dan niet bij elkaar horen, dat wil zeggen dat zij gelijktijdig opgesteld zijn en dat ze gelijktijdig ondertekend zijn?

5. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?

2.9

De betaling van het (nader te bepalen) voorschot voor de kosten van dit deskundigenonderzoek komt ten laste van IPD en [appellant] , ieder voor de helft.

2.10

IPD en [appellant] worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hierboven onder 2.8 weergegeven concept-vragen, alsmede welke persoon of personen als deskundige zou(den) moeten worden benoemd.

2.11

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3 Beslissing

Het hof:

verwijst de zaak naar de rol van 20 februari 2018 voor gelijktijdige uitlating door beide partijen over het onder 2.10 bepaalde;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, R.J.F. Thiessen en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.