2.1.
De rechtbank heeft de volgende, in cassatie niet betwiste, feiten vastgesteld:
“Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1. Eiser is geboren in [jaar] en woont sinds 1991 in [plaats] (België). Eiser is naar eigen omschrijving “financieel, juridisch en fiscaal specialist, met name op het gebied van het structureren, van koop en verkoop van ondernemingen”.
2 Zakenpartner van eiser is de in Nederland woonachtige [naam] (hierna: [persoon 1] ). [Persoon 1] heeft van zichzelf de volgende omschrijving gegeven: “Financier en investeerder in verschillende private en publieke (beursgenoteerde) ondernemingen. Als zodanig is hij commissaris en/of adviseur bij een veertigtal ondernemingen in Europa en de Verenigde Staten”.
3 [A NV] (hierna: [A NV] ) is op 20 april 1995 opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen en is aldaar gevestigd. Haar gestort kapitaal bedroeg nihil. Doelstelling van [A NV] was beleggen in de meest ruime zin. [A NV] hield aandelen en participatiebewijzen. [A NV] had geen personeel in dienst. Enig bestuurder van [A NV] was [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ).
4 [B NV] (hierna: [B NV] ) is opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen en is aldaar gevestigd. Bestuurder van [B NV] was [persoon 2] .
5 [A Ltd] (hierna: [A Ltd] ) is opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden en is aldaar gevestigd. Haar aandelenkapitaal bestond uit één toonderaandeel. Dat aandeel bevond zich tot 2001 in het woonhuis van eiser. In 2001 is het aandeel ondergebracht in het op de Nederlandse Antillen gevestigde fonds [fonds A] (hierna: [fonds A] ). Tot 2006 was [A Ltd] de (uiteindelijke) moedermaatschappij van onder meer [A NV] , [B NV] en de Antilliaanse vennootschappen [C NV] en [D NV] (hierna: [D NV] ).
6 [Fonds A] is op 29 mei 2001 opgericht door [D NV] , vertegenwoordigd door haar bestuurder [persoon 2] . [Fonds A] had als rechtsvorm stichting particulier fonds. Bestuurder van [fonds A] was [D NV] .
7 [H BV] (hierna: [H BV] ) oefende een onderneming uit die gespecialiseerd was in optische instrumenten voor slechtzienden. Haar gestorte aandelenkapitaal bedroeg ƒ 40.000, verdeeld over 40 aandelen van ieder ƒ 1.000. Tot 1997 waren alle aandelen van [H BV] in handen van [naam] , een vriend van de vader van [persoon 1] .
8 [Stichting 1] (hierna: [stichting 1] ) was gevestigd op het woonadres van [persoon 1] . Bestuurders waren eiser en [persoon 1] .
9 In 2001 verwierf [D NV] alle aandelen in de Antilliaanse vennootschap [E NV] Vervolgens werd de naam van deze vennootschap gewijzigd in [F NV] (hierna: [F NV] ). Bestuurder van [F NV] was [persoon 2] .
10 Op 5 oktober 2001 verwierf [B NV] 90,01% van de aandelen in [I BV] De overige 9,89% van de aandelen in deze vennootschap werd verworven door [naam] , directeur van [H BV] . Vervolgens werd de naam gewijzigd in [J BV] (hierna: [J BV] )
11 In het kader van een voorgenomen overname van [K BV] , een vennootschap actief in de graanhandel (hierna: [K BV] ), werd op 4 november 2003 de Nederlandse vennootschap, [L BV] (hierna: [L BV] ) opgericht. Eiser verwierf 50% van de aandelen. De overige 50% was in handen van het management van [K BV] .
12 Op 4 december 2003 verwierf [L BV] 100% van de aandelen in [K BV] .
13 In november 1997 verkreeg [M BV] (hierna: [M BV] ), een 100% dochtermaatschappij van [bank 1] Participaties B.V. (hierna: [bank 1 Participaties BV] ) , de juridische eigendom van alle aandelen [H BV] . Vervolgens verwierf [A NV] , via [stichting 1] , 70% van de economische eigendom van [H BV] (overeenkomend met 28 aandelen). [bank 1 Participaties BV] behield, via [M BV] , de resterende 30% van de economische eigendom van [H BV] (overeenkomend met 12 aandelen).
14 In een op 15 november 1997 gedateerde participatieovereenkomst kwam eiser met [A NV] overeen dat [A NV] 50% (overeenkomend met 14 aandelen) van haar belang in [H BV] hield voor rekening van eiser. Deze overeenkomst is getekend door [persoon 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [A NV] en door eiser.
15 Door middel van een op 10 mei 2000 gedateerde overeenkomst tot koop en verkoop van een participatie verwierf [C NV] (hierna: [C NV] ) van eiser 6/28 deel van het belang in [H BV] . Deze overeenkomst is getekend door [persoon 2] in zijn hoedanigheid van directeur van [C NV] en [A NV] en door eiser. In een op dezelfde datum gedateerde participatieovereenkomst komt [C NV] met [A NV] overeen dat de laatste haar belang in [H BV] houdt voor rekening van [C NV] . Eiser komt in een eveneens op dezelfde datum gedateerde participatieovereenkomst met [A NV] overeen dat [A NV] 8/28 van haar belang in [H BV] houdt voor rekening van eiser. Deze overeenkomst is getekend door [persoon 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [A NV] en door eiser. [C NV] is een indirect door eiser gehouden Antilliaanse vennootschap.
16 In de Toelichting bij de jaarrekening van 2000 van [A NV] staat vermeld:
“Op 10 mei 2000 heeft de Vennootschap het economisch eigendom van 6 aandelen [H BV] ter waarde van (…) verkocht, (…)”
Deze passage is nadien doorgestreept waarbij eiser met de hand heeft geschreven:
“dit laten vervallen hele transactie gaat niet door contracten vernietigen aub”
De gewijzigde versie is per fax van 11 juli 2001 aan [persoon 2] verzonden.
17 Op 16 augustus 2001 verwierf [F NV] de juridische en economische eigendom van alle aandelen in [H BV] van [A NV] (70% van de economische eigendom) en van [bank 1 Participaties BV] (de juridische eigendom en 30% van de economische eigendom) voor respectievelijk ƒ 8.470.000 en ƒ 1.530.000. [F NV] bleef deze bedragen schuldig aan [A NV] , onderscheidenlijk [bank 1 Participaties BV] .
18 Onmiddellijk na de verwerving door [F NV] van het 100% belang in [H BV] verkocht [F NV] dat belang voor ƒ 10 miljoen aan [J BV] . Van deze koopsom werd ƒ 1,6 miljoen contant betaald; het resterende bedrag van ƒ 8,4 miljoen bleef [J BV] schuldig aan [F NV] . De rente bedroeg 8%.
19 Bij akte van cessie van 1 september 2001 droeg [A NV] haar vordering van ƒ 8.470.000 op [F NV] over aan [fonds A] , welk bedrag [fonds A] schuldig bleef aan [A NV] . De rente werd nader bepaald op 7%. Bij akte van cessie van 6 maart 2006 droeg [F NV] haar vordering op [J BV] over aan [fonds A] , zodat vanaf dat moment [fonds A] rechtsreeks een vordering had op [J BV] .
20 In een op 13 oktober 2001 gedateerde participatieovereenkomst kwamen [fonds A] en [B NV] overeen dat [B NV] haar belang in [J BV] hield voor rekening van [fonds A] . Op 13 september 2006 droeg [B NV] haar belang in [J BV] (ook) juridisch over aan [fonds A] .
21 Tot de gedingstukken behoort een niet getekende participatieovereenkomst tussen [persoon 1] en [fonds A] . Daarin is bepaald dat [fonds A] 50% van haar belang in [J BV] houdt voor rekening van [persoon 1] .
De [L BV] / [K BV-transacties]
22 De overname van [K BV] door [L BV] in december 2003 werd voor een bedrag van in totaal € 10 miljoen gefinancierd door achtereenvolgens [F NV] met een achtergestelde lening van € 1,5 miljoen, het management eveneens met een achtergestelde lening van € 1,5 miljoen, [persoon 1] en diens echtgenote met een achtergestelde lening van € 4,5 miljoen en [bank 1] met € 2,5 miljoen. De lening van [F NV] was bovendien achtergesteld ten opzichte van de lening van [persoon 1] en diens echtgenote.
23 De in 22 vermelde lening van [F NV] droeg een rente van 7% en werd voor 100% gefinancierd met een lening van [fonds A] . De lening van [F NV] is per akte van cessie, gedateerd 10 september 2005, overgedragen aan [fonds A] . Daarnaast heeft [fonds A] op 24 juni 2005 rechtstreeks € 500.000 aan [L BV] geleend en heeft zij op 9 december 2005 een vordering op [L BV] van € 315.789 overgenomen.
24 In 2003 kochten [persoon 1] en zijn echtgenote voor € 7,5 miljoen de aan [K BV] toebehorende onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats] . De koopsom werd gefinancierd met een hypothecaire lening van [bank 2] . De onroerende zaak werd (terug)verhuurd aan [K BV] .
25 Tot de gedingstukken behoort een participatieovereenkomst, gedateerd 5 december 2003, waarbij [persoon 1] en diens echtgenote en [fonds A] overeenkomen dat 50% van hun belang in de onroerende zaak werd gehouden voor rekening van [fonds A] . De overeenkomst is niet getekend namens [fonds A] en [persoon 1] en diens echtgenote, maar bevat in het handschrift van eiser de volgende toevoeging:
“Tekenen en retourneren PvZ”
26 In een tweetal participatieovereenkomsten, gedateerd 5 december 2003, werd overeengekomen dat eiser de economische eigendom van 31% van de aandelen [L BV] zou overdragen aan de op de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschap [G NV] (hierna: [G NV] ) en de economische eigendom van de resterende 19% aan zijn echtgenote.
27 Op 28 juni 2005 droeg [G NV] haar belang van 31% in [L BV] over aan [fonds A] met de bepaling “met de lusten en lasten vanaf de aankoop van het [L BV] belang”. Op 14 december 2005 verwierf eiser (additioneel) de juridische en economische eigendom van 21,06% van de aandelen [L BV] . Hij droeg op dezelfde dag het economische belang bij die aandelen over aan zijn echtgenote.
28 Eiser was in de jaren tot en met 2001 niet beschreven voor de inkomstenbelasting wegens het ontbreken van (bekende) Nederlandse bronnen van inkomen. Hem zijn in die jaren geen (primitieve) aanslagen opgelegd.
29 Na een onderzoek met betrekking tot eiser en [persoon 1] , dat in 2002 is begonnen, is verweerder tot de conclusie gekomen dat eiser winst uit onderneming heeft genoten met behulp van een Nederlandse vaste inrichting of vertegenwoordiger.
30 In het kader van het onderzoek verrichtte de FIOD-ECD op 29 maart 2004 huiszoekingen bij onder meer eiser en [persoon 1] . Kort daarop is onder meer het in België gelegen kantoor van eiser doorzocht. Bij deze doorzoekingen heeft de FIOD-ECD circa zes verhuisdozen met daarin de administratie en andere documenten meegenomen.
31 In de periode 17 februari 2005 tot en met 1 september 2005 heeft verweerder eiser zesmaal, zowel schriftelijk als mondeling, tevergeefs aan eiser verzocht inlichtingen te verstrekken en bescheiden voor raadpleging beschikbaar te stellen met betrekking tot de [H BV] -transactie (in verband met de belastingheffing over het jaar 2001) en de financiering van [J BV] (in verband met de belastingheffing over het jaar 2001 en de daarop volgende jaren).
32 In zijn brief van 30 juni 2006 heeft verweerder, in verband met de belastingheffing voor het jaar 2003 en de daarop volgende jaren, aangekondigd nader onderzoek te zullen doen naar het belang van eiser en dat van [persoon 1] in het [L BV] / [K BV] project. In de periode 30 juni 2006 tot en met 14 december 2006 heeft verweerder, zowel schriftelijk als mondeling, aan eiser tevergeefs verzocht inlichtingen te verstrekken en bescheiden voor raadpleging beschikbaar te stellen met betrekking tot dit project.
33 Voor het jaar 2001 heeft eiser geen aangifte ingediend. Met dagtekening 20 oktober 2006 heeft verweerder de navorderingsaanslag 2001 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 3.711.069. Dit bedrag heeft verweerder als volgt gespecificeerd:
“- transactiewinst verkoop [H BV] (volledig aan eiser toegerekend): € 3.684.695
- winst in de vorm van rente op vordering op Nederlandse overnamevennootschap (eveneens volledig aan eiser toegerekend): € 26.374.”
34 Bij uitspraak op bezwaar van 9 juli 2009 is het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland voor het jaar 2001 verminderd tot € 1.855.534, omdat verweerder de helft van de in 33 vermelde winsten heeft toegerekend aan [persoon 1] .
35 Voor het jaar 2003 heeft eiser een aangiftebiljet ingeleverd dat is ondertekend maar verder niet ingevuld. Met dagtekening van 8 november 2006 heeft verweerder eiser de aanslag 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 4.500.000. Op 20 december 2006 heeft verweerder de aanslag 2003 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 166.465. Dit bedrag heeft verweerder als volgt berekend:
“Het 50%-aandeel van [eiser] in deze winstbaten is dan als volgt:
Rente [J BV] = € 135.072
Nettobate [K BV-pand] = € 27.018
Rente lening [L BV] = € 4.375
Totaal € 166.465”
36 Voor het jaar 2004 heeft eiser een aangiftebiljet ingeleverd dat is ondertekend maar verder niet ingevuld. Met dagtekening 15 november 2007 heeft verweerder eiser de aanslag 2004 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 474.307. Dit bedrag heeft verweerder als volgt berekend
“Het aangegeven inkomen uit werk en woning (…) € nihil
Overzicht correcties (…)
Bij correctie Rente [J BV] € 96.575
Bij correctie [K BV] € 325.232
Bij correctie rente [L BV] bv € 52.500
Vastgesteld inkomen uit werk en woning (…) € 474.307”
37 Voor het jaar 2005 heeft eiser een aangiftebiljet ingeleverd dat is ondertekend maar verder niet ingevuld. Met dagtekening 5 december 2008 heeft verweerder eiser een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 529.032. Dit bedrag heeft verweerder als volgt berekend:
“Het aangegeven inkomen uit werk en woning (…) € nihil
Overzicht correcties (…)
Bij correctie Rente [J BV] € 104.301
Bij correctie [K BV] € 334.731
Bij correctie rente [L BV] bv € 90.000
Vastgesteld inkomen uit werk en woning (…) € 529.032”
38 Voor het jaar 2006 heeft eiser een aangiftebiljet ingeleverd dat is ondertekend maar verder niet ingevuld. Met dagtekening 5 december 2008 heeft verweerder eiser de aanslag 2006 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van € 480.157. Dit bedrag heeft verweerder als volgt berekend:
“Het aangegeven inkomen uit werk en woning (…) € nihil
Overzicht correcties (…)
Bij correctie Rente [J BV] € 35.201
Bij correctie [K BV] € 326.642
Bij correctie rente [L BV] bv € 118.314
Vastgesteld inkomen uit werk en woning (…) € 480.157”