De Verordening op de heffing en invordering van de reclamebelasting Amsterdam 2005, Gemeenteblad afd. 3A nr. 291/802 (hierna: de Verordening), luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Voorwerp van belasting.
Artikel 2
Terzake van openbare aankondigingen in letters en symbolen, zichtbaar vanaf de openbare weg, wordt een belasting geheven onder de naam reclamebelasting.
Belastingplicht.
Artikel 3
De belasting wordt geheven van wie, dan wel ten behoeve van wie, een openbare aankondiging afkomstig is of wordt aangetroffen, met dien verstande dat:
(…)
b indien een openbare aankondiging wordt aangebracht, instandgehouden of verwijderd door een organisatie die zich daarop ten behoeve van derden toelegt, deze organisatie belastingplichtig is.
Maatstaf van heffing; tarieven.
Artikel 4
1. De belasting wordt geheven naar het aantal vanaf de openbare weg zichtbare aantal strekkende meters.
(…)
Tijdvak.
Artikel 5
1. Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven, is het belastingtijdvak het jaar waarin de openbare aankondigingen aanwezig zijn.
2. Indien de belasting wordt geheven naar weektarieven, is het belastingtijdvak het aantal weken in het jaar dat de openbare aankondigingen aanwezig zijn.
Wijze van heffing.
Artikel 6
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
(…)
Vrijstellingen.
Artikel 8
1. De belasting wordt niet geheven van een gemeentelijk orgaan, indien en voorzover de uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak de aanwezigheid van de openbare aankondigingen met zich brengt.
2. De belasting wordt niet geheven terzake van:
a een openbare aankondiging binnen een woning of bedrijf of gedeelte daarvan dat niet tegen een raam of etalageruit is aangebracht.
(…)
3. De belasting wordt niet geheven terzake van ten dienste van het wegverkeer getroffen voorzieningen, waaronder worden begrepen algemene bewegwijzeringen, waarmee een algemeen belang wordt gediend.
Ontstaan belastingschuld; ontheffing.
Artikel 9
1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingschuld aanvangt.
(…).”