De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Verweerder is op 20 [Hof: 24] september 2014 een boekenonderzoek [Hof: bij in totaal zes vennootschappen en twee natuurlijke personen waaronder belanghebbende] gestart.
[Hof: Op 7 oktober 2014 heeft de inspecteur belanghebbende een vragenbrief gestuurd. De brief ziet op de aangiften vennootschapsbelasting van [A BV] en op de aangifte ib/pvv 2012 van belanghebbende. De brief is door belanghebbende op 28 oktober 2014 beantwoord.]
Op 31 december 2014 is [Hof: door de inspecteur] een deel van de problematiek voorgelegd aan specialist LH. Het betreft [Hof: onder andere] een onbelaste uitbetaling van een RUS ad
€ 200.000.
Verweerder heeft op 23 januari 2015 brief aan eiser verstuurd.
Verweerder heeft op 25 februari 2015 een reactie van eiser ontvangen.
Op 19 maart 2015 is een reactie van de specialist LH gekomen.
Verweerder heeft op 26 maart 2015 brief aan eiser verzonden.
Eiser heeft hierop bij brief van 21 april 2015 gereageerd.
Verweerder heeft op deze brief op 26 mei 2015 gereageerd.
Op 12 juni 2015 is een brief ontvangen van [pensioenadviseur] van [pensioenadviesbureau] als reactie op de brief van de Belastingdienst van 26 mei 2015.
Op 18 juni 2015 is telefonisch contact geweest met [pensioenadviseur] .
Op 23 juni 2015 is een e-mail ontvangen van [pensioenadviseur] .
Het rapport van het boekenonderzoek is op 10 [Hof: juli] 2015 aangeboden, waarbij is medegedeeld dat over de voorzieningen apart zal worden gerapporteerd.
Op 14 augustus 2015 is telefonisch een compromisvoorstel voorgelegd aan [pensioenadviseur] .
Op 18 augustus 2015 is een e-mail ontvangen van [pensioenadviseur] .
Op 20 augustus 2015 is een brief ontvangen van [Hof: belanghebbende] met het verzoek om dit dossier over te dragen naar een andere eenheid.
Bij e-mail van 15 september 2015 aan [pensioenadviseur] is het compromisvoorstel ingetrokken in verband met het op verzoek het dossier over te dragen naar een andere eenheid.
Op 16 september 2015 is het verzoek ontvangen op de andere eenheid.
Op 22 december 2015 is contact met de adviseur opgenomen om een bespreking te plannen.
De bespreking op 26 januari 2016 heeft geen doorgang gevonden als gevolg van ziekte van de medewerker van de Belastingdienst.
Op 24 maart 2016 is er een nieuwe afspraak gemaakt voor een bespreking op 21 april 2016.
Deze bespreking heeft geleid tot een compromisvoorstel op 3 mei 2016.
Op 17 mei 2016 is gereageerd op het voorstel van de adviseur.
Op 25 mei 2016 heeft verweerder gereageerd op de reactie van de adviseur.
Verweerder ontvangt op 30 mei 2016 een reactie van de adviseur.
Verweerder heeft op 3 juni 2016 een aangepast voorstel gedaan.
De adviseur heeft daar op 10 juni 2016 op gereageerd.
Op 7 juli 2016 is de vaststellingsovereenkomst ter ondertekening naar de adviseur verstuurd.
Verweerder heeft de vaststellingsovereenkomst op 9 augustus 2016 ondertekend ontvangen.
Het dossier wordt ter afhandeling en formalisering van de (navorderings) teruggestuurd naar de Belastingdienst te Arnhem.
2. Tot de dossierstukken behoort een e-mail van verweerder (mr. C. van Nieuwamerongen) van
3. In deze vaststellingovereenkomst is onder meer de volgende bepaling opgenomen: