1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 3 juli 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en bij beschikking (ex art. 6.2a Wet IB 2001) met dezelfde dagtekening het bedrag van de op 31 december 2012 niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek (hierna: beschikking te verrekenen pga) vastgesteld op € 75.549.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 26 januari 2016 de aanslag IB en de beschikking te verrekenen pga gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 23 december 2016 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 26 januari 2017 (pro forma) hoger beroep ingesteld. Bij schrijven van 16 februari 2017 is het hoger beroep gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft op 18 januari 2018 nadere stukken ingediend. Kopieën daarvan zijn naar de inspecteur gezonden.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft een beroepsopleiding tot verkeersvlieger vóór het jaar 2012 met goed gevolg afgerond. Tot in het jaar 2012 heeft eiser geen baan kunnen vinden als verkeersvlieger.
2. Om zijn vliegbrevet geldig te houden, heeft eiser in het jaar 2012 de volgende kosten gemaakt:
recurrency € 1.350
single engine vlieguren € 1.032
Pilots 4 Pilots 737 simulator uren € 500
Cursus Duits aan het Goethe-Institut Niederlande € 485
vliegmedische keuring JAA klasse 1 € 329
totaal € 3.696
3. Eiser heeft deze kosten in zijn aangifte ib/pvv 2012 opgevoerd als studiekosten. Na aftrek van de wettelijke drempel van € 500 heeft eiser een bedrag van € 3.196 aan scholingsuitgaven in aftrek gebracht. Eiser heeft aangifte ib/pvv 2012 gedaan naar een verzamelinkomen van nihil (inkomen uit werk en woning van € 33.397 verminderd met € 33.397 pga) en een te verrekenen restant pga ultimo 2012 van € 108.946.
4. In de aanslag ib/pvv 2012 is het verzamelinkomen van eiser op nihil vastgesteld. Verweerder heeft de hiervoor genoemde scholingsuitgaven niet geaccepteerd. Verweerder heeft het restant pga bij beschikking in de zin van artikel 6.2a van de Wet IB 2001 (hierna: beschikking te verrekenen pga) als volgt vastgesteld:
restant pga ultimo 2011: € 108.946
af: in 2012 verrekende pga: € 33.397
restant pga ultimo 2012: € 75.549”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult deze feiten als volgt aan.
2.3.
In hoger beroep heeft de gemachtigde een schriftelijke verklaring van belanghebbende toegezonden. Daarin staat onder meer:
“lm März 2012 habe ich an einem Intensivkurs Deutsch beim Goethe Institut in Amsterdam teilgenommen. Die Studienlast diese Kurses betrug 63 Stunden über 14 Wochen verteilt.
Bücher und sonstige Arbeitsmaterialien wurden vom Goethe Institut gestellt. Nach Abschluss des Kurses, habe ich erfolgreich an der Abschlussprüfung teilgenommen und damit mein B2 Zertifikat erhalten (siehe Anhang). Das B2 Zertifikat war Voraussetzung um einen Job als Pilot bei einer deutschen Fluggesellschaft antreten zu können”
Onderaan de verklaring schrijft [naam medewerker], een medewerker van het Goethe Instituut, op 17 januari 2018 omtrent deze verklaring van belanghebbende voorts nog het volgende:
“Hiermit bestätigen wir die von [naam belanghebbende] gemachten Angaben:
3 Geschil in hoger beroep
3.1.
In hoger beroep komt de inspecteur terug op zijn – bij de rechtbank ingenomen – standpunt dat de kosten voor ‘recurrency’ (ad € 1.350), alsmede de kosten van de ‘Pilots 4 Pilots 737 simulator uren’ (ad € 500; zie onder 2 in de rechtbankuitspraak) niet als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn.
3.2.
In hoger beroep is derhalve nog in geschil of belanghebbende in 2012 recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven ten bedrage van – vóór aftrek van de wettelijke drempel van € 500 – in totaal € 1.846. Dit bedrag is – blijkens de aangifte - als volgt samengesteld:
1. “Single engine vlieguren (geldig houden vliegbrevet)” (hierna: kosten vlieguren)
|
€ 1.032
|
2. “Duits cursus Goethe B2 certificaat (kennis verwerven arbeid)”
(hierna: kosten cursus Duits)
|
€ 485
|
3. “Vliegmedische keuring JAA klasse 1”
(hierna: kosten medische keuring)
|
€ 329
|
totaal
|
€ 1.846
|
3.3.
De inspecteur meent dat de onder 3.2 vermelde kosten niet als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn en concludeert dat de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek per 31 december 2012 op (€ 75.549 + € 1.350 + € 500 -/- € 500 =) € 76.899 dient te worden vastgesteld.
3.4.
Partijen doen hun standpunten overigens steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen en beslist:
“ 7. Artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001 (tekst voor het jaar 2012) luidt als volgt:
“1. Scholingsuitgaven zijn uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.”
8. De parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 6.27 van de Wet IB 2001 vermeldt onder meer het volgende:
“In artikel 6.7.1 [rechtbank: thans artikel 6.27 van de Wet IB 2001] wordt de definitie van scholingsuitgaven opgenomen. Scholingsuitgaven zijn uitgaven van de belastingplichtige voor een door hem zelf gevolgde opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. De uitgaven moeten direct verband houden met het leertraject. Hierbij moet worden gedacht aan reële en rechtstreekse kosten, lasten en afschrijvingen voor een opleiding of studie, zoals bijvoorbeeld lesgelden en leerboeken. Zo zijn uitgaven voor vakliteratuur alleen aftrekbaar indien er een zodanig verband tussen de literatuur en het volgen van het leertraject bestaat dat de literatuur in de gegeven omstandigheden naar het spraakgebruik als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt. Met de term ‹‹met het oog op het verwerven van inkomen uit arbeid en woning›› wordt beoogd aan te geven dat het doel van de opleiding bepalend is voor de aftrekbaarheid van de scholingsuitgaven. Het geobjectiveerde doel van het volgen van de opleiding of studie moet zijn hetzij het verbeteren van de financieel-economische positie van de belastingplichtige, hetzij het op peil houden of verbeteren van kennis en vaardigheden die de belastingplichtige nodig heeft voor het verwerven of behouden van inkomen uit tegenwoordige arbeid. Uitgaven voor een opleiding of studie die wordt gevolgd als hobby of uit persoonlijke interesse, kunnen dus niet als scholingsuitgaven in aanmerking komen, evenmin als dergelijke uitgaven in een te ver verwijderd verband staan met het verwerven van inkomen uit werk en woning.”
Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, p. 260-261.
9. Van het volgen van een opleiding of studie in de zin van voormeld artikel is vereist dat het studeren plaatsvindt in het kader van het volgen van een leertraject. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het verwerven van de kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde plaatsvindt (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2601).
10. Gelet op de hiervoor geciteerde wetsgeschiedenis verwerpt de rechtbank de stelling van verweerder dat het op peil houden van kennis niet als opleiding of studie in de zin van artikel 6.27 van de Wet IB 2001 aangemerkt kan worden. De rechtbank verwerpt voorts de stelling van eiser dat de opleiding tot verkeersvlieger in fiscale zin pas is afgerond zodra hij (voor het eerst) aan de slag gaat als verkeersvlieger in de commerciële luchtvaart omdat deze stelling geen steun vindt in het recht. De omstandigheid dat eiser zich genoodzaakt heeft gezien de onderhavige kosten te maken om de geldigheid van zijn vliegbrevet zeker te stellen betekent niet zonder meer dat de daarmee samenhangende activiteiten als opleiding of studie moeten worden aangemerkt. Op eiser rust de last aannemelijk te maken dat deze activiteiten als scholingsuitgaven moeten worden aangemerkt.
11. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat 'recurrency' inhoudt het ophalen van weggezakte kennis en het bijwerken van kennis, mede door gebruikmaking van een vliegsimulator en een instructie van een begeleider. Hiermee heeft eiser echter onvoldoende duidelijkheid kunnen verschaffen over de (omvang van de) rol en de taken van de begeleider om tot de conclusie te kunnen leiden dat er sprake is van het verwerven van kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de uitgaven die hij voor deze activiteiten heeft gedaan onder het begrip 'scholingsuitgaven' van artikel 6.27 van de Wet IB 2001 kunnen worden gebracht.
12. Op basis van de door hem overgelegde facturen kan de rechtbank niet vaststellen dat de uitgaven voor de ‘single engine vlieguren’ zijn gedaan in het kader van een leertraject. De duur van de trainingen, blijkens de facturen eenmalig 90 minuten voor theorie en praktijk, en het vijf maal huren van een vliegtuig waarvan de huurperiodes liggen tussen de 42 en 90 minuten, is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen leiden dat er sprake is van kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde. Deze kosten kunnen daarom niet als scholingsuitgaven in aftrek komen.
13. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat de ‘Pilots 4 Pilots’ training betrekking heeft op les van ervaren piloten over het vliegen met een Boeing 737 in moeilijke en bijzondere situaties, gekoppeld aan een simulatortraining en een voor- en nabriefing. Verweerder heeft dit onvoldoende weersproken. Tussen partijen is niet in geschil dat het hierbij gaat om het behoud van vaardigheden. Wetsgeschiedenis noch jurisprudentie bieden steun aan het standpunt van verweerder dat pas van een leertraject sprake kan zijn indien het wordt afgesloten met een diploma. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 10 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden is voldaan aan het vereiste van het volgen van een leertraject, zodat de kosten als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn.
14. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de cursus Duits vaktechnisch van aard was of dat er enig rechtstreeks verband is tussen het volgen van deze cursus en de uitoefening van werkzaamheden als piloot. Uit de toelichting van eiser dat Duits de voertaal is bij Duitse vliegmaatschappijen en dat een goede beheersing van vaktechnisch Duits van belang is bij de selectie van kandidaten maakt de rechtbank bovendien op dat eiser deze cursus vooral heeft gevolgd om zijn kansen bij sollicitaties bij Duitse vliegmaatschappijen te vergroten. Daarmee houdt de cursus Duits onvoldoende verband met de werkzaamheden als piloot om de kosten daarvan als aftrekbare scholingsuitgaven te kunnen aanmerken.
15. De medische keuring kan niet als opleiding of studie worden aangemerkt. Dat een medische keuring voorwaarde is om aan een opleiding deel te nemen of te mogen vliegen maakt nog niet dat deze keuring deel uitmaakt van enige opleiding. De hiermee samenhangende kosten behoren derhalve niet tot de aftrekbare scholingsuitgaven.
16. Uit het voorgaande volgt dat uitsluitend de kosten voor ‘Pilots 4 Pilots’ als aftrekbare scholingsuitgaven worden aangemerkt. Nu de hiervoor in aftrek gebrachte kosten gelijk zijn aan de voor deze uitgaven geldende drempel, te weten € 500, leidt dit niet tot een verlaging van het door verweerder vastgestelde bedrag van de beschikking nog te verrekenen pga.
17. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.”
7 Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek per 31 december 2012 vast op € 76.899;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.253;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende de betaalde griffierechten ad € 46 (beroep) en € 124 (hoger beroep) te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. P.F. Goes, voorzitter, F.J.P.M. Haas en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 20 februari 2018 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.