Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op basis van de inhoud van de verklaring van de ex-echtgenote van [X] in samenhang met de verklaringen van de erflaatster in haar testament tot het voorshands bewezen oordeel kunnen komen. Uit deze verklaringen, die in alle opzichten op elkaar aansluiten, blijkt dat de erflaatster een bedrag van vele tienduizenden guldens, f. 70.000,-, heeft geschonken. De stelling van [X] dat de verklaring van de erflaatster in haar testament, dat hij f. 70.000,- van haar heeft gekregen, in het geheel niet wordt ondersteund door bewijs gaat, gelet op de verklaring van zijn ex-echtgenote dat het ging om meerdere tienduizenden guldens, niet op.
Dat de erflaatster in haar testament niet heeft omschreven met welk doel zij het bedrag heeft geschonken, is in het licht van beide verklaringen in samenhang bezien en het hetgeen hiervoor is overwogen niet relevant. Dat geldt ook voor het onvermeld laten in het testament van de datum waarop de schenking is gedaan. Voor de totstandkoming van deze schenking was enkel vereist een gift (overgave uit vrijgevigheid) van hand tot hand van geld. In dat kader heeft zijn ex-echtgenote verklaard: “heeft gekregen uit de handen van zijn oma” en “oma heeft ons dit bedrag geschonken. We hebben dit nooit hoeven terug te betalen”. De verklaringen van de erflaatster zijn hiermee niet in strijd. Zowel de ex-echtgenote als de erflaatster spreken over een bedrag in guldens, zodat duidelijk is, dat het gaat om een schenking uit het tijdperk voor de invoering van de euro, terwijl voorts de ex-echtgenote een datum noemt voor welke de schenking is gedaan, welke datum is gelegen in het tijdperk voor de invoering van de euro.
Aan het standpunt van [X] ter zitting dat [Y] de erflaatster zou hebben ingefluisterd het testament te maken conform de huidige inhoud, komt gelet op de betwisting door [Y] geen betekenis toe.
Evenmin komt betekenis toe aan de stelling van [X] dat de legitieme portie kan worden omzeild door een eenzijdige verklaring van erflaatster in haar testament en dat dit zou strijden met de legitieme portie en de gedachte die daaraan ten grondslag ligt. [X] behoudt zijn recht een beroep te doen op zijn legitieme portie. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft hij onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat erflaatster dit recht heeft willen omzeilen.