Resumedia c.s. hebben zich beroepen op de plicht tot vertrouwelijke behandeling en het concurrentiebeding die volgens hen liggen besloten in de tussen partijen gesloten overeenkomsten, zoals hiervoor onder 3.1.4 en 3.1.5 aangehaald (hierna ook: de overeenkomst). Hiertegen hebben CVmaker c.s. een aantal verweren aangevoerd, die door de voorzieningenrechter zijn verworpen. Samengevat en in de kern komen deze verweren en de daarop betrekking hebbende overwegingen van de voorzieningenrechter op het volgende neer.
(i) De overeenkomst betrof volgens CVmaker c.s. uitsluitend de eerste opdracht en voor latere opdrachten is nooit meer een specifieke overeenkomst gesloten. De voorzieningenrechter overweegt dat ook als de overeenkomst specifiek is gesloten ten behoeve van de eerste opdracht, deze niet zonder belang is voor de rechtsverhouding tussen partijen in de daaropvolgende jaren. Vast staat immers dat Resumedia c.s. na voltooiing van de eerste opdracht nog een groot aantal opdrachten voor de bouw en verdere verbetering van de website hebben verstrekt en dat blijkens de formulering van de artikelen 2 (“elke opdracht”) en 3 (“gedurende de looptijd van de opdrachten”) de overeenkomst was bedoeld om de rechtsverhouding tussen partijen voor onbepaalde tijd te regelen.
(ii) Volgens CVmaker c.s. ligt in de overeenkomst geen concurrentiebeding besloten. De voorzieningenrechter wijst dit verweer af en overweegt dat het beding onderdeel uitmaakt van een overeenkomst waarin de opdracht wordt geregeld om werkzaamheden te verrichten ten behoeve van een door [geïntimeerde sub 2] ontworpen website volgens zijn specifieke instructies, waardoor [appellant sub 2] en [appellant sub 3] toegang kregen tot allerhande kennis, reden waarom het beding de verplichting bevat geheimhouding te betrachten omtrent deze aldus verkregen kennis en Resumedia c.s. geen concurrentie aan te doen door zelf een concurrerende website te ontwikkelen.
(iii) CVmaker c.s. betogen dat Resumedia in ieder geval geen beroep kan doen op de overeenkomst omdat zij daarbij geen partij was. De voorzieningenrechter overweegt dat Resumedia als later toegetreden partij rechten aan het onderhavige beding kan ontlenen, omdat zij er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat zij als contractspartij werd geaccepteerd.
(iv) CVmaker c.s. voeren aan dat zij bij het ontwerpen van hun eigen website geen gebruik hebben gemaakt van kennis of gegevens die zij hebben verkregen ter uitvoering van de opdrachten van Resumedia c.s. De voorzieningenrechter acht dit argument niet van belang, omdat CVmaker c.s. zich contractueel hadden verplicht om [geïntimeerde sub 2] ten aanzien van diens website niet te beconcurreren – aan welk beding ook Resumedia (zie onder (iii)) rechten kon ontlenen – en zij niet hebben betwist dat zij met hun eigen website Resumedia c.s. concurrentie aandoen.
Tegen voormelde overwegingen van de voorzieningenrechter zijn de grieven 2 tot en met 5 in principaal appel gericht. Het hof zal deze hierna gezamenlijk behandelen en daarbij tevens de subsidiaire eis van CVmaker c.s. tot beperking in duur van het non-concurrentiebeding bespreken.
3.7.1
Centraal in dit geding staat de vraag hoe artikel 3 (in geval van [appellant sub 2] dan wel artikel 2 in geval van [appellant sub 3] ) van de overeenkomst (geheimhouding) uitgelegd moet worden en of het geheimhoudingsbeding mede een non-concurrentiebeding omvat, zoals Resumedia c.s. aanvoeren en CVmaker c.s. betwisten. Daarbij gaat het niet om alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex norm).
Uit de bewoordingen van de bepaling volgt dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] “alle informatie” waarover zij in verband met de werkzaamheden van opdrachtnemer beschikten geheim dienen te houden gedurende de looptijd van de opdrachten alsook na die tijd, en zich hebben verplicht “de Informatie op geen enkele wijze, in gewijzigde noch in ongewijzigde vorm, in exploitatie te nemen”. Dit betekent, mede gelet op de strekking van deze bepaling, dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] deze redelijkerwijs niet anders hebben kunnen begrijpen dan dat, ongeacht de bron van de kennis of gegevens die [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gedurende de uitvoering van hun opdrachten voor Resumedia c.s. hebben ingebracht of verkregen, zij die informatie geheim dienen te houden, ook na uitvoering van de opdrachten, en deze niet mogen gebruiken en/of daarmee mogen concurreren. Aldus omvat het geheimhoudingsbeding mede een non-concurrentiebeding. Hoewel voornoemde bepaling een ruime strekking heeft, valt daaruit voorshands niet af te leiden dat het CVmaker c.s. in absolute zin is verboden met Resumedia c.s. te concurreren. Gelet op de in dit geval (zeer nauwe) samenhang tussen en verwevenheid van het geheimhoudingsbeding en het non-concurrentiebeding zoals door partijen overeengekomen, ziet het hof geen aanleiding in het kader van dit kort geding het non-concurrentiebeding in tijd te beperken, zoals CVmaker c.s. als subsidiaire eis hebben gevorderd.
3.7.2
Zoals de voorzieningenrechter in rov 4.10 en 4.11 terecht heeft overwogen, is de aanvankelijk alleen ter regeling van de eerste opdracht gesloten overeenkomst de rechtsverhouding tussen partijen blijven beheersen en volgt uit de tekst van artikel 2 (“Opdrachtgever zal doorgaans elke opdracht die de opdrachtgever oplegt”) en artikel 3 (“Opdrachtnemer verplicht zich gedurende de looptijd van de opdrachten”) dat bedoeld was de rechtsverhouding tussen partijen voor onbepaalde tijd te regelen. Dit betekent dat ook naar ’s hofs voorlopig oordeel de overeenkomsten nog steeds gelden.
3.7.3
Anders dan CVmaker c.s. betogen, kan (behalve [geïntimeerde sub 2] ) ook Resumedia een beroep doen op de overeenkomst en daaraan rechten ontlenen. Weliswaar was [geïntimeerde sub 2] en niet Resumedia partij bij de overeenkomst, maar nadat [geïntimeerde sub 2] zijn eenmanszaak had ingebracht, zijn [appellant sub 2] en [appellant sub 3] werkzaamheden voor Resumedia gaan verrichten en hebben zij ten name van deze vennootschap gefactureerd en betalingen van haar ontvangen. Onder die omstandigheden mocht Resumedia erop vertrouwen dat zij door [appellant sub 2] en [appellant sub 3] als contractspartij onder dezelfde bepalingen werd geaccepteerd.
3.7.4
Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.7.1 is overwogen over de uitleg van artikel 3 van de overeenkomst, behoeft het hof niet meer in te gaan op het standpunt van CVmaker c.s. dat zij bij het ontwerpen van hun eigen website geen gebruik hebben gemaakt van kennis of gegevens die zij hebben verkregen ter uitvoering van de opdrachten van Resumedia c.s., nog daargelaten dat die stelling een nader feitelijk onderzoek zou vergen waarvoor het kort geding geen ruimte biedt.