[appellant] is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op
17 oktober 2018, onder aanvoering van zes grieven en aanbieding van bewijs in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovengenoemd zaaknummer, op 19 juli 2018 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof,
primair Philips zal veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2018, althans een in goede justitie te bepalen datum, onder toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 7:683 lid 4 BW in samenhang met artikel 7:682 lid 6 BW;
subsidiair Philips zal veroordelen tot betaling aan [appellant] op grond van artikel 7:683 lid 3 BW van een - in goede justitie te bepalen - billijke vergoeding alsmede de transitievergoeding ad € 58.042,00 bruto;
meer subsidiair, voor zover de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in stand blijft, de bestreden beschikking zal vernietigen en Philips zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van de transitievergoeding ad € 58.042,00 bruto alsmede een in goede justitie te bepalen billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 8, sub c BW,
een en ander met veroordeling van Philips in de proceskosten in beide instanties en uitvoerbaar bij voorraad.
Op 16 januari 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met bijlagen van Philips ingekomen, inhoudende het verzoek primair de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, subsidiair de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW, in beide gevallen met afwijzing van het verzoek van [appellant] om toekenning van een billijke vergoeding en - uitvoerbaar bij voorraad - met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking tot aan de dag van algehele voldoening.