De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.42 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.4
Op 6 maart 2012 is tussen Beteor en Consense een overeenkomst van
dienstverlening tot stand gekomen (hierna: de Overeenkomst). Met deze Overeenkomst is vastgelegd dat Consense ten behoeve van Beteor diensten zou verzorgen op het gebied van preventie, verzuimbegeleiding en re-integratie. In artikel 1 van de Overeenkomst staat, voor zover hier van belang:
“1. Boval Arbo zal aan Opdrachtgever, waaronder mede begrepen diens werknemers,
diensten verlenen op het gebied van preventie, verzuimbegeleiding en re-integratie.
(...)”
Op pagina 3 van de Overeenkomst staat, voor zover hier van belang:
“Voorts zal Boval Arbo samen met u het verzuimmanagement uitvoeren en zorgdragen voor het bewaken van de wettelijke termijnen in het kader van de Wet verbetering Poortwachter; (…)’.
2.5
In de tussen Beteor en Consense gesloten Overeenkomst zijn de algemene
voorwaarden van Consense van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
‘Artikel 3 Overeenkomst
(…)
5. De door Boval Arbo aangegane verbintenis houdt nooit meer in dan een
inspanningsverplichting.
6. Boval Arbo is te allen tijde bevoegd de overeenkomst uit te laten voeren door derden.
(...)
Artikel 10 Aansprakelijkheid
1. Boval Arbo is niet aansprakelijk voor schade wegens de inhoud van door Boval Arbo uitgevoerde werkzaamheden, verleende diensten, gegeven adviezen, of verrichtte
onderzoeken of de gevolgen daarvan.(…)
3. De verplichting tot vergoeding van schade zal niet meer bedragen dan het factuurbedrag (exclusief omzetbelasting) van het niet of onjuist uitgevoerde gedeelte.
4. De aansprakelijkheid van Boval Arbo is in ieder geval beperkt tot het bedrag dat in het desbetreffende geval uit hoofde van de door Boval Arbo gesloten
beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitgekeerd.
5. Boval Arbo is nimmer aansprakelijk voor schade door derden, zoals bedoeld in artikel 3 van deze Algemene voorwaarden.(…)’.
2.7
Eind december 2013 heeft [Managing Director] (hierna: [Managing Director] ), destijds in dienst van Beteor als Managing Director, zich ziek gemeld. Beteor heeft vervolgens Consense ingeschakeld voor de verzuimbegeleiding. Consense heeft op haar beurt Re-On ingeschakeld.
2.9
Na een periode van geen benutbare mogelijkheden gedurende het eerste jaar van
ziekte, is op 18 december 2014 door [bedrijfsarts] een functionele mogelijkhedenlijst (FML) voor [Managing Director] opgesteld. Op 2 februari 2015 is door de [arbeidsdeskundige] een rapportage van arbeidsdeskundig re-integratieonderzoek opgesteld waarin onder meer het volgende staat vermeld:
‘In de bijstelling probleemanalyse d.d. 18 december 2014 geeft de bedrijfsarts het volgende aan: Met werknemer gaat het nog steeds niet goed. Als adequaat aan te merken behandeling loopt. De gegevens van deze behandeling zullen worden opgevraagd. De gegevens van andere behandelingen vormen een bevestiging van door werknemer zelf gemelde gegevens en van door mij geformuleerde conclusies en adviezen. Bij bovenvermelde problematiek is werknemer als volledig arbeidsongeschikt voor het eigen werk, dat veel beroep doet op persoonlijk- en sociaal functioneren, aan te merken. Hij zou wel geschikt zijn voor arbeid die weinig beroep doet op persoonlijk en sociaal functioneren. Belastbaarheidsadvies volgens FML is opgesteld. Niet uitgesloten is, dat de arbeidsongeschiktheid blijvend is.
(...)
5.3
Ander werk bij een andere werkgever
Werknemer heeft mogelijkheden op de reguliere arbeidsmarkt.
Werknemer is aangewezen op werk, waarbij rekening gehouden wordt met de voor hem geldende beperkingen.
(...)
Conform richtlijnen vanuit de Wet verbetering Poortwachter dient daarom een traject
opgestart te worden gericht op ander werk bij een andere werkgever (spoor 2).
6. Advies
Werknemer is ten tijde van het arbeidskundig onderzoek niet geschikt te achten voor zijn eigen werk of structureel ander werk bij de eigen werkgever. Geadviseerd wordt dan ook om een spoor 2 re-integratietraject in te zetten. (…)’.
2.11
De Nieuwe Werkgever heeft onderzocht of het 2e spoor traject de belastbaarheid
van [Managing Director] niet zou overstijgen. In de door De Nieuwe Werkgever opgestelde
‘Haalbaarheidsonderzoek rapportage’ van 9 maart 2015 is onder meer het volgende te lezen:
‘ Er zijn geen positieve aspecten te benoemen voor de re-integratie 2e spoor. Meneer zijn energetische beperkingen zijn dusdanig dat een re-integratie 2e spoor traject hem teveel energie gaat kosten. Daarnaast is meneer zijn restverdiencapaciteit te hoog om hem een nuttige invulling in een geschikte functie met de huidige beperkingen te laten behalen. (…)
De optelsom van de belemmerende factoren, en vooral de diversiteit van deze
belemmeringen (...) is voor mij reden om een negatief advies te geven voor een spoor 2 traject. Het behalen van enige vorm van restverdiencapaciteit is voor de werknemer in de praktijk, op de huidige arbeidsmarkt, niet haalbaar.’.
2.12
Bij e-mailbericht van 13 maart 2015 heeft Consense aan Beteor een concept voor
een aanvraag deskundigenoordeel UWV toegezonden, teneinde te onderzoeken of de
inspanningen in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter volstonden. Consense heeft daarbij de voor de aanvraag benodigde documenten aan Beteor gestuurd. In deze e-mail wordt Beteor verzocht de eerste drie pagina’s en bijlage 2, pagina 7 en 8, goed te controleren en aan te vullen. Voorts staat in deze e-mail: ‘In principe is dit compleet en kan dit uitgeprint en verzonden worden.’.
2.16
Bij brief van 24 april 2015 heeft het UWV aan Beteor bericht dat geen
deskundigenoordeel kan worden gegeven en daartoe naar de bijgevoegde rapportage van de arbeidsdeskundige verwezen. Hierin staat onder meer:
‘Werkgever is (mede op advies vanuit haalbaarheidsonderzoek spoor 2) van mening dat werknemer door medische klachten niet in staat is om re-integratieactiviteiten te verrichten in het kader van spoor 2. Hij wil daarom weten of hij voldoende doet aan haar re-integratie als niet wordt overgegaan tot inzet van spoor 2. De onderzoeksvraag is tijdens telefonisch contact op 9 april 2015 met werkgever besproken. Op 16 april 2015 had ik overleg met onze [verzekeringsarts]
. Volgens verzekeringsarts wordt de belastbaarheid van werknemer niet (volledig) medisch geobjectiveerd. Verzekeringsarts stelt in beschikbare (medische) stukken vast dat bedrijfsarts enige beperkingen stelt ten aanzien van persoonlijk- en sociaal functioneren welke re-integratie activiteiten niet blokkeren. Later maakt bedrijfsarts melding van ‘zeer geringe belastbaarheid’ en een medische
eindtoestand, maar handhaaft de eerder vastgestelde functionele mogelijkheden. Volgens verzekeringsarts ontbreekt de medische onderbouwing voor visie van bedrijfsarts ten aanzien van de zeer geringe belastbaarheid en medische eindtoestand volledig. Bedrijfsarts zal alsnog moeten zorgen voor een complete medisch objectieve onderbouwing. Het is voor ons op dit moment dan ook niet mogelijk om de aanvraag voor het deskundigen oordeel inhoudelijk adequaat te beoordelen.’.
2.18
De casemanager van Consense die zich bezighield met dit dossier is op enig
moment vervangen door een nieuwe casemanager. Op 7 mei 2015 schrijft zij in een
e- mail aan Beteor het volgende: ‘Zoals besproken heb ik bij afwezigheid van uw vaste Casemanager (...) het dossier [Managing Director] opgepakt. Dit heb ik gedaan om voor u de continuïteit van de verzuimbegeleiding te kunnen borgen. (...) De aanleiding van ons contact was de afwijzing van het Deskundigen Oordeel door UWV. De grondslag hiervoor was dat de motivatie van de bedrijfsarts als onvoldoende is aangemerkt om het DO uit te kunnen voeren. De vervolgactie zou zijn om een nieuw consult in te plannen bij de bedrijfsarts voor dhr [Managing Director] , zodat de heer [bedrijfsarts] zijn motivatie kan bijstellen. Het blijkt echter dat dhr [bedrijfsarts] na zijn vakantie, vanaf 27/5 alleen nog inplanbaar is in het noorden van het land. Ik heb in overleg met de secretaresse van de bedrijfsarts daarom als eerste de afwijzing met rapportage van UWV, aan de bedrijfsarts doorgestuurd. Dhr [bedrijfsarts] kun hier dan actie op nemen. (…)’.
2.19
Op 29 mei 2015 schrijft de casemanager in een e-mail aan Beteor:
‘Ik heb contact gehad met bedrijfsarts dhr [bedrijfsarts] vanwege de reactie van UWV. Dhr [bedrijfsarts] heeft met mij afgesproken contact op te nemen met de behandelend
verzekeringsarts om te horen welke informatie zij nog nodig hebben om tot een beoordeling te kunnen komen. Ik heb zojuist een rappel aan dhr [bedrijfsarts] gestuurd voor de status hiervan. (...) Verder heb ik contact gehad met dhr [Managing Director] om hem te laten weten dat dhr [bedrijfsarts] per 1/6 een overstap maakt naar een ander bedrijfsartsen netwerk, maar nog steeds inzetbaar blijft voor ons, en dus ook voor dhr [Managing Director] . Er zal contact worden opgenomen met dhr [Managing Director] om een vervolgafspraak met hem te maken. (…)’.
2.20
Op 9 juni 2015 heeft de oorspronkelijke casemanager in een e-mail aan Beteor het volgende geschreven:
‘Jullie hebben als werkgever eerder een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV waarin gevraagd wordt of er voldoende re-integratie inspanningen zijn verricht. De verzekeringsarts van het UWV heeft daaropvolgend aangegeven dat de bedrijfsarts zijn standpunt op basis van de beschikbare medische gronden onvoldoende heeft gemotiveerd. Het UWV stelt dat ‘De bedrijfsarts alsnog zal moeten zorgen voor een complete medisch objectiveerbare onderbouwing’. Het UWV geeft aan dat zij hierdoor geen deskundigenoordeel inhoudelijk en adequaat kunnen beoordelen. Omdat bedrijfsarts dhr [bedrijfsarts] niet meer inzetbaar is via het huidige artsennetwerk, moet uitgeweken worden naar een andere bedrijfsarts. Om contractuele afspraken en een adequate begeleiding te kunnen waarborgen, kan niet uitgeweken worden naar een ander artsennetwerk. Wij zullen de nieuwe bedrijfsarts verzoeken om het dossier van dhr [Managing Director] door te nemen en vervolgens om motivering en advies vragen om gezamenlijk tot een adequaat plan te komen. Je hebt je zorgen over de juiste begeleiding uitgesproken en je zorg over een mogelijke loonsanctie. Uiteraard is het doel om dit gezamenlijk in elk opzicht te voorkomen. De volgende stappen zullen genomen worden:
- -
De nieuwe bedrijfsarts, de heer [B] , zal aankomende maandag het dossier van dhr [Managing Director] doornemen en wij zullen samen met de bedrijfsarts de mogelijk te nemen stappen in kaart brengen. Omdat hier inhoudelijk advies van de bedrijfsarts voor nodig is, verwacht ik volgende week meer duidelijkheid te kunnen geven.
- -
(…)
- -
Wij spraken elkaar zojuist over het opnieuw indienen van het deskundigenoordeel bij het UWV. Deze zullen jullie opnieuw aanvragen (...) zodat het UWV opnieuw de situatie kan beoordelen. Hiermee wordt de aanvraag opnieuw ingediend en kan het UWV deze in behandeling nemen.’.
2.21
Op 11 juni 2015 is door Beteor opnieuw een deskundigenoordeel bij het UWV
Aangevraagd. In reactie hierop heeft het UWV bij brief van 29 juni 2015 het volgende aan Beteor geschreven:
‘Bij de aanvraag heeft u
actuele
medische info van de bedrijfsarts: spreekuurverslagen inclusief de diagnosecode, info specialisten niet meegestuurd. (...) Hebben wij op 6 juli 2015 nog geen reactie van u ontvangen? Dan nemen wij uw verzoek om een deskundigenoordeel niet verder in behandeling.’.
2.25
Bij brief van 10 juli 2015 heeft het UWV aan Beteor het volgende medegedeeld:
‘U heeft op 11 juni 2015 een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie
inspanningen van uw bedrijf voor uw werknemer de heer [Managing Director] (...).
U heeft al eerder een deskundigenoordeel over dit verschil van mening aangevraagd. Wij hebben u op 24 april 2015 laten weten dat wij geen oordeel konden geven. Omdat u bij deze tweede aanvraag geen nieuwe medische gegevens heeft gegeven, kunnen wij helaas ook nu geen deskundigenoordeel geven. (...)’.
2.26
In de als bijlage aan deze brief gehechte ‘Rapportage arbeidsdeskundige’ van het
UWV van 8 juli 2015 staat onder meer het volgende:
‘Ik had overleg met onze verzekeringsarts, (...). Er zijn sinds de vorige aanvrage
deskundigenoordeel d.d. 19-3-2015 geen medische stukken ontvangen, waaruit medisch te objectiveren valt waarom het 2e spoortraject niet kan worden ingezet.
(...) Om tot een uitspraak te kunnen komen is een goede beeldvorming noodzakelijk. Hiervoor dient bedrijfsarts er zorg voor te dragen dat de medische beeldvorming compleet is. (…) Met betrekking tot het aangevraagde deskundigenoordeel is nu geen oordeel mogelijk.’.
3.3 1.
Bij e-mailbericht van 10 augustus 2015 heeft Beteor aan Consense het volgende
geschreven:
‘Conform afspraak zou er door jullie worden gezorgd voor de medische onderbouwing naar het UWV voor de visie van de bedrijfsarts ten aanzien van de geringe belastbaarheid en medische eindtoestand zoals medegedeeld in de terugkoppeling vaan d.d. 08-04-2015 van de Arbo arts dhr. [bedrijfsarts] .
Welke acties hebben jullie hierop ondernomen zodat het deskundigenoordeel alsnog plaats kan vinden? Gezien het hier gaat om medische informatie kan ik dit niet nazien.
Ik heb nog geen terugkoppeling mogen ontvangen van het doktersbezoek van dhr. [Managing Director] aan de bedrijfsarts van 10-07-2015?
Wat is de reden dat de belastbaarheid van dhr. [Managing Director] is veranderd?
Wat gaat op dit moment beter in vergelijking met de bevindingen van de Arbo Arts dhr. [bedrijfsarts] ?
In de bijlage de getekende offerte voor de arbeidsgeneeskundige diagnostiek op welke ik mijn akkoord al heb gegeven dd. 31-07-2015.
03-08-2015 heeft mevr. [V] me laten weten dat het expertise onderzoek opgestart gaat worden (…)
Graag verneem ik van u de status en waarom er nu besloten is voor dit onderzoek en welke voordelen dit het herstel van dhr. [Managing Director] kan bieden.’.
2.32
Bij brief van 11 december 2015 heeft het UWV aan Beteor het volgende
geschreven:
‘Uw werknemer, de heer [Managing Director] , (...) heeft bij ons een WIA-uitkering
aangevraagd. In het re-integratieverslag bij die aanvraag heeft u aangegeven wat u heeft gedaan voor zijn re-integratie. (...)
Wij hebben het re-integratieverslag beoordeeld. Volgens ons heeft u niet voldoende gedaan om uw werknemer te re-integreren. (...)
Omdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van de heer
[Managing Director] doorbetalen tot 20 december 2016. De aanvraag van de
WIA-uitkering behandelen wij nu niet. (...)’.
2.33
In het arbeidsdeskundig onderzoek van 11 december 2015 dat als bijlage bij de
brief van het UWV van deze datum is gevoegd, staat onder meer het volgende:
‘Na onderzoek van de verzekeringsarts blijkt dat het traject ten onrechte is gestopt. Door het niet doorzetten van het re-integratie traject, terwijl er wel mogelijkheden waren zijn er kansen gemist. De inspanningen zijn onvoldoende omdat het tweede spoor ten onrechte is beëindigd. De werkgever moet als nog een adequaat tweede spoor traject opstarten en afronden. Zolang de werkgever de tekortkoming niet heeft hersteld moet hij maximaal 52 weken het loon van werknemer doorbetalen.’.
2.37
In het door [S] uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek van 14 maart 2016 staat onder meer het volgende vermeld:
‘Overwegingen en conclusie:’
Uit het dossier blijkt, dat er bij betrokkene op basis van de beschikbare medische informatie geen aanleiding is geweest te spreken van een eindtoestand dan wel een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Deze laatste situatie geldt conform de daarvoor geldende richtlijnen alleen indien er sprake is van een klinische opname, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid dan wel aangewezen zijn op begeleiding bij het persoonlijk en sociaal functioneren. Tussen de door de bedrijfsarts [bedrijfsarts] in zijn rapportages gebruikte terminologie en de beperkingen in de door hem opgestelde FML bestaat een forse discrepantie. Het arbeidsdeskundig onderzoek van Absentum op basis van de opgestelde FML leidt tot een re-integratieadvies 2e spoor. De belemmerende factoren, waargenomen bij het haalbaarheidsonderzoek 2e spoor door het re-integratiebedrijf zijn echter niet gebaseerd op objectief medische informatie. Vanwege de discrepantie tussen deze bevindingen had een directe terugkoppeling moeten plaatsvinden naar de bedrijfsarts op grond waarvan het vervolgbeleid had moeten worden opgesteld en vastgelegd. Gelet op de door de arbodienst gekozen werkwijze met betrekking tot de verantwoordelijkheid en de regie in de verzuimbegeleiding had de casemanager hierin een leidende rol moeten vervullen. Door het ontbreken hiervan heeft passend onderzoek naar de medische situatie
van betrokkene te laat plaatsgevonden. Op basis van bovenvermelde argumenten adviseer ik u uw bezwaar tegen de beslissing van 11-12-2015 in te trekken. In de periode van 21-01-2015 tot 19-08-2015 zijn er op basis van het advies van het re-integratiebedrijf feitelijk geen re-integratie activiteiten verricht, terwijl er geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, zijnde het criterium van het UWV. (…).’.