Tenlastelegging
Aan de verdachte is -voor zover in hoger beroep nog aan de orde- ten laste gelegd dat:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014 in de gemeente Amsterdam en/of gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in elk geval één of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013 waaronder (onder meer):
-ten name van [naam 2] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-076) en/of 2009 (D-077) en/of 2010 (D-078) en/of 2011 (D-079) en/of
-ten name van [naam 3] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2009 (D-083) en/of 2010 (D-084) en/of 2011 (D-085) en/of 2012 (D-086) en/of
-ten name van [naam 4] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-020) en/of 2012 (D-021) en/of
-ten name van [naam 5] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-119) en/of 2012 (D-120) en/of 2013 (D-121)
-ten name van [naam 6] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-048) en/of 2012 (D-049) en/of
-ten name van [naam 1] (een) aangifte IB over het jaar 2012 (D-096) opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst (elektronisch) ingeleverde en/of ingediende aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013 (telkens) te ho(o)g(e) en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven, te weten:
-aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven (partner) en/of
-aftrekpost(en) voor betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen, en/of
-aftrekpost(en) voor levensonderhoud van kinderen, en/of
-aftrekpost(en) voor ziektekosten (partner) en/of
-aftrekpost(en) voor (specifieke) zorgkosten en/of
-aftrekpost(en) voor giften en/of
-aftrekpost(en) voor reiskosten en/of
-aftrekpost(en) voor buitengewone uitgaven (BGU) (partner), en/of
-andere aftrekpost(en) (partner) terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n)/ertoe heeft/hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven. de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014 in de gemeente Amsterdam en/of gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, te weten een groot aantal, in elk geval één of meerdere, (digitale) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen over de/het aangiftetijdvak(ken) 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder (onder meer)
-ten name van [naam 2] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2008 (D-076) en/of 2009 (D-077) en/of 2010 (D-078) en/of 2011 (D-079) en/of
-ten name van [naam 3] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2009 (D-083) en/of 2010 (D-084) en/of 2011 (D-085) en/of 2012 (D-086) en/of
-ten name van [naam 4] (een) aangifte(n) IB overhet/de ja(a)r(en) 2011 (D-020) en/of 2012 (D-021) en/of
-ten name van [naam 5] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-119) en/of 2012 (D-120) en/of 2013 (D-121)
-ten name van [naam 6] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-048) en/of 2012 (D-049) en/of
-ten name van [naam 1] (een) aangifte(n) IB over het/de ja(a)r(en) 2011 (D-095) en/of 2012 (D-096) en/of 2013 (D-097) (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
opzettelijk valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid op/in dat/die geschrift(en) (telkens) te ho(o)g(e) en/of gefingeerde aftrekposten opgegeven, waaronder:
-aftrekpost(en) voor studiekosten en/of andere scholingsuitgaven (partner) en/of
-aftrekpost(en) voor betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen, en/of
-aftrekpost(en) voor levensonderhoud van kinderen, en/of
-aftrekpost(en) voor ziektekosten (partner) en/of
-aftrekpost(en) voor (specifieke) zorgkosten en/of
-aftrekpost(en) voor giften en/of -aftrekpost(en) voor reiskosten en/of
-aftrekpost(en) voor buitengewone uitgaven (BGU) (partner), en/of
-andere aftrekpost(en) (partner),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor het feit dat de door verdachte ingediende aangiften onjuist zijn. De getuigenverklaringen zijn daarvoor onvoldoende. De verdachte had, voor zover de onjuistheid van de aangiften bewezen wordt, geen voorwaardelijk opzet. Als het hof op deze gronden niet tot vrijspraak komt, voert de verdediging aan dat de verdachte niet de vereiste kwaliteit heeft om als pleger of medepleger te worden aangemerkt. Tot slot is van medeplegen van een kwaliteitsdelict geen sprake omdat de verdachte voor volkomen onwetende belastingplichtigen de aangiften heeft ingediend.
Onjuiste aangiften
In 2012 en 2013 kwamen bij de Belastingdienst klikberichten binnen dat verdachte een aantal frauduleuze aangiften inkomstenbelasting voor derden had ingediend. Na een controle van deze belastingaangiften werd duidelijk dat de aangiften, die via het IP adres van verdachte waren ingediend, inderdaad onjuistheden bevatten. Bij nader onderzoek door de Belastingdienst kwam vervolgens naar voren dat in de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014 vanaf het IP adres van verdachte in totaal 329 aangiften inkomstenbelasting waren ingediend. Deze aangiften bevatten veelal persoonsgebonden aftrekposten (hierna: PGA), zoals studiekosten en scholingsuitgaven, zorgkosten, giften en reiskosten. Hierop heeft de Belastingdienst 36 belastingplichtigen geselecteerd en per brief gevraagd de opgevoerde PGA te onderbouwen. Dit heeft geleid tot het volgende resultaat.
- -
In 29 gevallen hebben de belastingplichtigen niet gereageerd op het vragenformulier en de daarna verzonden herinnering.
- -
In vijf gevallen hebben de belastingplichtigen weliswaar gereageerd, maar de aanvullende informatie die zij verstrekten, bleek incompleet. Ook een telefonisch verzoek van de Belastingdienst leverde onvoldoende nadere informatie op als onderbouwing dat de opgevoerde PGA daadwerkelijk waren gemaakt.
- -
In twee gevallen kon de aangifte inkomstenbelasting na een reactie worden gevolgd.
Deze omstandigheden hebben geleid tot de verdenking dat verdachte zich, al dan niet als medepleger, heeft schuldig gemaakt aan belastingfraude door onjuiste of onvolledige aangiften inkomstenbelasting van een groot aantal belastingplichtigen, maar in ieder geval van de in de tenlastelegging vermelde personen, op te maken en bij de Belastingdienst in te dienen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in zijn kennissen- en klantenkring aanzien en vertrouwen genoot. Hij was eigenaar van een reisbureau, tevens zijnde een administratie-, advies- en vertaalkantoor, sprak de Nederlandse taal en kon daardoor personen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, onder wie de in de tenlastelegging vermelde belastingplichtigen, met allerhande zaken te helpen. Verdachte stond ook bekend als iemand die goed is in belastingen. Zodoende zijn de belastingplichtigen met verdachte in contact gekomen. Uit hun verklaringen volgt dat zij aan verdachte hun jaaropgaven, rekeningnummers en DigiD hebben overhandigd om tegen betaling hun aangiften inkomstenbelasting te laten opmaken en indienen. Hiervoor hebben zij met verdachte de afspraak gemaakt hem een contant geldbedrag te betalen, variërend van € 35,- tot € 75,- per aangifte. Anders dan in hun aangiften inkomstenbelasting is vermeld, hadden de belastingplichtigen geen uitgaven die als PGA konden worden opgegeven. Volgens de belastingplichtigen is het verdachte geweest die de te hoge en gefingeerde PGA in hun aangiften heeft vermeld; zij herkennen de in hun aangifte opgevoerde PGA niet. De belastingplichtigen waren hiervan niet op de hoogte en hebben verdachte hiertoe ook geen opdracht gegeven. Naderhand konden zij, op twee gevallen na, hun PGA ook niet onderbouwen met stukken als facturen, verklaringen van artsen en dergelijke.
Het hof is van oordeel dat op basis van het onderzoek van de Belastingdienst en de verklaringen van in de tenlastelegging vermelde belastingplichtige is komen vast te staan dat de op hun naam ingediende aangiften inkomstenbelasting onjuist zijn.
voorwaardelijk opzet
Anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht is het hof van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doen van onjuiste aangiften. De verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank verklaard dat hij de belastingaangiften opmaakte aan de hand van de informatie over de persoonsgebonden aftrekposten (PGA) die de belastingplichtigen hem gaven. De verdachte zag zichzelf als een verlengstuk van zijn klanten. Meerdere belastingplichtigen hebben echter eensluidend verklaard dat zij geen uitgaven hadden die als PGA konden worden opgegeven en zij begrepen bovendien vaak niet wat de verdachte in hun aangifte invulde. Door desondanks aftrekposten op te voeren in de aangiften, terwijl de verdachte geen onderbouwing van zijn klanten verlangde, nam hij (tenminste) bewust de aanmerkelijke kans dat de aangiften onjuist waren.
kwaliteitsdelict
Anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht, is het hof van oordeel dat uit de tekst van artikel 69 lid 2 Awr niet volgt dat de delictsomschrijving zich, wat betreft het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, richt tot personen met een bepaalde hoedanigheid. Ook uit de wetsgeschiedenis bij het voornoemde artikel kan dit niet worden afgeleid zodat ook degene die voor een ander een onjuiste of onvolledige aangifte doet pleger van dit strafbare feit kan zijn.
medeplegen
Het hof acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014 in de gemeente Amsterdam en/of (elders) in Nederland meermalen opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen over de aangiftetijdvakken 2008 en 2009 en 2010 en 2011 en 2012 en 2013 waaronder:
-ten name van [naam 2] aangiften IB over de jaren 2008 (D-076) en 2009 (D-077) en 2010 (D-078) en 2011 (D-079) en
-ten name van [naam 3] aangiften IB over de jaren 2009 (D-083) en 2010 (D-084) en 2011 (D-085) en 2012 (D-086) en
-ten name van [naam 4] aangiften IB over de jaren 2011 (D-020) en 2012 (D-021) en
-ten name van [naam 5] aangiften IB over de jaren 2011 (D-119), 2012 (D-120) en 2013 (D-121)
-ten name van [naam 6] aangiften IB over de jaren 2011 (D-048) en 2012 (D-049) en
-ten name van [naam 1] een aangifte IB over het jaar 2012 (D-096),
opzettelijk onjuist heeft gedaan, immers heeft hij op de bij de Belastingdienst elektronisch ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting over de jaren 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 te hoge en gefingeerde aftrekposten opgegeven, te weten:
-aftrekposten voor studiekosten en andere scholingsuitgaven en
-aftrekposten voor betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen en
-aftrekposten voor levensonderhoud van kinderen en
-aftrekposten voor ziektekosten en
-aftrekposten voor specifieke zorgkosten en
-aftrekposten voor giften en
-aftrekposten voor reiskosten en
-aftrekposten voor buitengewone uitgaven (BGU)
terwijl dat ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat hij ontoerekeningsvatbaar, dan wel verminderd ontoerekeningsvatbaar, dient te worden beschouwd ten aanzien van het bewezenverklaarde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat bij de verdachte in 2017 een hersentumor is geconstateerd en dat de verdachte al in de tenlastegelegde periode leed aan deze tumor. Het is aannemelijk dat de tumor gedragsveranderingen teweeg heeft gebracht ten tijde van het bewezenverklaarde en dat daarom sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Indien het hof geen oordeel kan vellen over de mate van toerekeningsvatbaarheid, heeft de raadsvrouw (voorwaardelijk) verzocht aanvullend onderzoek te doen naar de geestvermogens van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet in hetgeen naar voren is gebracht, noch in de stukken van het dossier enig (specifiek) aanknopingspunt om aan te nemen dat de in 2017 bij de verdachte geconstateerde hersentumor van invloed is geweest op zijn strafbare gedragingen in de periode van 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014. Het verweer wordt verworpen. Nu het hof in staat is een oordeel te vellen over de mate van toerekenbaarheid, komt het niet toe aan de bespreking van het verzoek van de raadsvrouw een deskundige te benoemen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarde gesteld - kort weergegeven - dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van iedere vorm van advisering inzake fiscale aangelegenheid van derden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met – als stok achter de deur – een flinke proeftijd. Daartoe heeft zij gewezen op de fragiele gezondheidstoestand van de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden dat de verdachte geen persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het feit en dat de staatskas geen blijvend nadeel heeft geleden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste belastingaangiften voor derden door telkens te hoge en gefingeerde aftrekposten op te geven. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen geschaad dat de Belastingdienst behoort te kunnen stellen in de gegevens die door belastingplichtigen worden verstrekt, maar heeft hij de Staat der Nederlanden en daarmee de samenleving benadeeld. De mensen voor wie de verdachte de belastingaangiften heeft ingevuld, zijn eveneens benadeeld, doordat zij geconfronteerd zijn met hoge terugvorderingen door de Belastingdienst en soms met een belastingschuld. Met de totale belastingfraude was ongeveer € 300.000 gemoeid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2019 is hij eerder voor vergelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de oriëntatiepunten fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Gezien deze oriëntatiepunten acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw is verzocht, doet geen recht aan de ernst van de feiten. Het hof houdt er wel rekening mee dat de verdachte kampt met gezondheidsproblemen. Hij ondergaat geregeld bestralingen en slikt de nodige medicatie vanwege een tumor in zijn hoofd. Het hof zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn is in eerste aanleg overschreden met 11 maanden en in hoger beroep met 9 maanden. Bij het bepalen van de straf houdt het hof ten voordele van de verdachte rekening met deze overschrijding in die zin dat de duur van de op te leggen gevangenisstraf, welke in beginsel 13 maanden zou zijn, is verminderd met één maand.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- vijftien vrijwaringsbewijzen (goednummers D060.01 tot en met D060.015);
- twee computers (goednummers A.01.01.001 en A.01.01.002).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.M. van Amsterdam en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 november 2019.
mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.M. van Amsterdam zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.