2.1.
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft voor de tijdvakken eerste kwartaal 2013 tot en met tweede kwartaal 2015 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting, telkens binnen zes weken na de voldoening.
2. Bij brief van 14 juli 2016, ontvangen door verweerder op 15 juli 2016, heeft de gemachtigde van eiser een ingebrekestelling gestuurd ten aanzien van het uitblijven van een uitspraak op bezwaar inzake de bovengenoemde kwartalen. Hierin heeft de gemachtigde van eiser abusievelijk ook het derde kwartaal van 2015 opgenomen.
3. Tot de stukken van het geding behoort een brief van verweerder van 19 juli 2016 waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“Betreft: Uitspraak op het bezwaarschrift
U heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de door uw cliënt, [X] , ingediende bezwaarschriften tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting over het tijdvak; 01-01-2013 tot en met 30-09-2015. Ik dien hier binnen veertien dagen na ontvangst van de ingebrekestelling (15 juli 2016) op te beslissen. Dat doe ik bij deze.
Uitspraak op het bezwaarschrift
Ik kom aan uw bezwaar te gemoed en zal overgaan tot het verlenen een teruggaaf ter zake van de voldane omzetbelasting over het hiervoor genoemde tijdvak.
Beroep
U kunt tegen mijn uitspraak in beroep gaan. Ik verwijs hiervoor naar de bijlage (z.o.z.)
(…)”
4. Met dagtekening 23 september 2016 heeft verweerder “verminderingsbeschikkingen” naar eiser gestuurd waarin bovenaan staat vermeld “Uitspraak op bezwaarschrift”. Daarin is aangegeven welke bedragen aan omzetbelasting eiser terugkrijgt met betrekking tot de onderhavige tijdvakken. In deze stukken staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“De inspecteur komt aan het bezwaar tegemoet. Het te verrekenen of terug te ontvangen bedrag staat vermeld als eindbedrag in de rechterkolom. (…)
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het bezwaarschrift, kunt u ertegen in beroep gaan bij de rechtbank. Bij welke rechtbank u een beroepschrift moet indienen, leest u op de achterkant van dit biljet.”
2.3.
Tot de stukken van het geding behoort een brief van de inspecteur van 2 maart 2016 aan belanghebbende waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“Betreft: Bezwaarschriften omzetbelasting
Geachte heer/mevrouw,
[…]
Deze herijking heeft geleid tot het standpunt dat vanwege het neutraliteitsbeginsel de Osteopaat met een registratie in het NRO dan wel NOF, voor de gezondheidskundige verzorging van de mens die hij/zij als Osteopaat verricht, de vrijstelling van 11-1-g Wet OB kan toepassen. […]
U hebt bezwaar gemaakt tegen de betaling van omzetbelasting zoals vermeld op uw aangiften en meegedeeld te willen aanhaken bij de uitkomsten van eerder genoemde procedure. De Belastingdienst gaat nu over tot afwikkeling van deze bezwaarschriften zoals beschreven in de VSO. […]
De door u verrichte diensten op het gebied van osteopathie zijn vrijgesteld voor de omzetbelasting. […]”