[appellant] kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat in hoger beroep voorbij dient te worden gegaan aan het door partijen ingevulde aanrijdingsformulier en de verklaring van [A] , waarop NH1816 zich beroept en die, kort samengevat, inhouden dat [C] ten tijde van de aanrijding stilstond. Anders dan [appellant] meent, worden deze verklaringen niet voldoende weersproken door de overgelegde analyse van OAN nu deze analyse de inhoudelijke juistheid van deze verklaringen niet in voldoende mate uitsluit. Het enkele feit dat [A] een kennis van [C] is, maakt zijn verklaring niet onbetrouwbaar. Andere stukken, feiten of omstandigheden die maken dat het hof aan de voornoemde verklaringen voorbij dient te gaan, zijn gesteld noch gebleken. In dat verband overweegt het hof het volgende.
De als productie 8 bij inleidende dagvaarding overgelegde ongedateerde schriftelijke verklaring van [B] houdt niet in of [C] al dan niet stilstond ten tijde van de aanrijding, zodat reeds daarom deze verklaring niet kan dienen ter onderbouwing van de stellingen van [appellant] . De stelling van [appellant] dat [C] na de aanrijding de politie niet wilde bellen en aangaf schuld te hebben aan het ongeval zodat de politie niets kon toevoegen, legt naar het oordeel van het hof ook geen gewicht in de schaal, daar deze stelling, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te rijmen is met de verklaringen van [C] in het aanrijdingsformulier en [A] . Op het door beide partijen ingevulde en ondertekende schadeformulier is noch het vakje ‘reed achteruit’ noch het vakje ‘reed weg van: (…) een uitrit (…)’ aangekruist en staat als opmerking van [C] vermeld dat zijn auto met caravan ten tijde van de aanrijding stil stond in inrit en van achter werd aangereden. [C] heeft in het door hem zelf thuis in te vullen deel van het aanrijdingsformulier dat hij aan zijn verzekeraar heeft opgestuurd, gedateerd 22 augustus 2016, vermeld dat naar zijn mening de andere bestuurder aansprakelijk is omdat hijzelf ten tijde van het ongeval ongeveer twee minuten stilstond en de andere auto achterop de caravan reed. Voorts houdt de schriftelijke verklaring van [A] in, zakelijk weergegeven, dat hij zijn kennis, [C] , hielp met keren en dat, toen [C] stilstaand stond te wachten, de andere bestuurder die met andere dingen bezig leek te zijn dan auto rijden, met zeer hoge snelheid kwam aanrijden en in de stilstaande caravan klapte.