2.21.
Oosterhoff heeft als volgt gerapporteerd, voor zover van belang:
“I. ANAMNESE:
(…)
Actuele situatie
Betrokkene heeft nog talrijke klachten die door hem aan het ongeval worden toegeschreven. Hij komt in de eerste plaats te spreken over het gebrek aan energie en de concentratiestoornissen. Die vormen het grootste probleem. (…)
Hij heeft minimaal 12 uur slaap per nacht nodig. Dit was overigens ruim 14 uur in de eerste fase na het ongeval. Ondanks deze hoge rustbehoefte voelt hij zich niet uitgerust en “blijft er moeheid in het lichaam zitten”. Hij staat ook nooit voor 12 uur ‘s middags op.
Het is wel een wisselend beeld; de ene dag is beter dan de andere, maar waar dat aan ligt weet hij niet goed. In ieder geval wordt alles erger door stress.
Hij is slechts beperkt in staat tot het leveren van lichamelijke inspanningen, ook bij huishoudelijke bezigheden en bij traplopen.
Hij is gevoeliger geworden voor stress. Daar heeft hij in de afgelopen jaren mede door werk- en financiële perikelen geen gebrek aan gehad. Die gevoeligheid voor stress had hij voorheen, toen hij nog een florerende onderneming had, niet. Nu lijkt het erop dat elk nieuw stressgeval tegelijk een enorm energieprobleem oplevert en veel lichamelijke klachten, zoals ook oorsuizen. Dan kan hij dagen achtereen niet meer functioneren.
(…)
In de eerste jaren na het ongeval had hij te kampen met een slecht korte termijn geheugen en was hij al snel vergeten wat hij tevoren besproken had. In de loop van 2016 is dit verbeterd. (…)
Zeer nadrukkelijk heeft hij geen pijnklachten.
Wel heeft hij regelmatig last van duizeligheid en heeft hij oorsuizen, rechts meer dan links. Dit is nooit nader onderzocht.
(…)
II. LICHAMELIJK ONDERZOEK:
Bij het neurologisch onderzoek wordt een vriendelijke, vlot en adequaat reagerende man gezien, met wie het contact soepel tot stand komt.
De hogere cerebrale functies zijn intact. Er zijn geen bewustzijnsschommelingen. Hij is normaal georiënteerd in tijd, plaats en persoon. Tijdens het onderzoek is er geen verhoogde afleidbaarheid. Hij maakt geen depressieve indruk.
Bij een lengte van 1.76m heeft hij een gewicht van 140kg. Er is dus een ernstig overgewicht.
Hij stelt in dit verband dat hij altijd zwaar is geweest, maar na het ongeval nog 15kg in gewicht is aangekomen! Zijn bloeddruk is technisch niet meetbaar (de manchet van de bloeddrukmeter pas niet om de bovenarm)
Bij het onderzoek van de hersenzenuwen worden geen afwijkingen vastgesteld. De visus is met correctie (hij is beiderzijds myoop) normaal. De gezichtsvelden zijn ongestoord en de oogmotoriek is geconjugeerd zonder het optreden van dubbelzien of een nystagmus. Bij het onderzoek van de oogvolgbewegingen wordt hij duizelig en krijgt hij een onevenwichtig gevoel (dat is ook het geval bij het draaien van het hoofd). De pupillen zijn isocoor met links en rechts normale lichtreacties.
De facialisfuncties zijn symmetrisch actief en de sensibiliteit in het gelaat is links en rechts normaal. Er kan bij het onderzoek geen vertigo geprovoceerd worden. Er zijn geen klachten over doofheid. Wel heeft hij sinds het ongeval suizen in vooral het rechter oor.
De tong wordt recht uitgestoken en er zijn geen spraak- en slikmoeilijkheden.
Bij de coördinatieproeven is er een normale diadochokinesie in de handen en ook de vinger- duimoppositie is beiderzijds ongestoord. Hij is van origine linkshandig, maar hij heeft rechts leren schrijven. Hij is rechtsbenig. Er is geen ataxie bij de vingertopneus- en de hakknieproef.
Er zijn geen tremoren of duidelijke dystone bewegingen. De proef van Romberg is negatief.
De koorddansersgang wordt prima uitgevoerd. Het balanceren op één been lukt met moeite.
De sensibititeit en de motoriek in de armen en benen zijn links en rechts volkomen normaal.
De peesreflexen in de armen zijn links en rechts levendig opwekbaar en symmetrisch. De reflex van Hoffmann-Trömner is links niet aanwezig, maar rechts wel opwekbaar. De palmomentale reflex is niet verhoogd.
De KPR en APR zijn beiderzijds levendig opwekbaar en symmetrisch. De voetzoolreflex is links en rechts volgens plantairflexie.
De perifere arteriële pulsaties zijn alle gemakkelijk palpabel.
Bij het onderzoek van de wervelkolom heeft hij ondanks het overgewicht een alleszins redelijk houding. De stand van de cervicale wervelkolom is recht. Er is geen opvallende druk- en kloppijn in de regio cervicalis en ook is er geen hypertonie van de paracervicale spieren en van de trapeziusmusculatuur. Er is geen schouderhoogstand.
De bewegingen in de CWK zijn in alle richtingen onbeperkt mogelijk. Bij het onderzoek is er geen pijnaangifte.
Er kunnen geen radiculaire prikkelingsverschijnselen in armen en handen geprovoceerd worden. De hyperabductie van de armen in de schouders is beiderzijds goed mogelijk en de militaire houding kan hij gemakkelijk aannemen.
De stand van de thoracale en lumbale wervelkolom is recht. Er is geen druk- en kloppijn op de thoracolumbale wervelkolom en ook is er geen hypertonie van de paravertebrale spieren.
Er is evenmin drukpijn op de SI-gewrichten of in het verloop van de nervus ischiadicus.
De functie in de LWK is normaal. Bij de anteflexie wordt de vingertopgrondafstand 20cm. Er is geen pathologisch torsiefenomeen. Ook bij de overige lage rug bewegingen valt geen fixatie op. Hij staat vlot op van de stoel en van de onderzoekbank.
Er zijn geen radiculaire prikkelingsverschijnselen in de benen opwekbaar.
(…)
V. CONCLUSIE:
1
. Bij het ongeval op 15.11.2013 was dhr. [appellant] het slachtoffer van een hoogenergetische achterop aanrijding, waarbij hij een acceleratie-deceleratietrauma heeft opgelopen (een “whiplash like injury”) en in aansluiting waarop het beeld is ontstaan van een postwhiplashsyndroom.
2.
Aanvankelijk had hij pijnklachten in de nek en schoudergordel, maar deze zijn verdwenen. Thans wordt de situatie overheerst door klachten op cognitief gebied, een gebrek aan energie en een verhoogde rustbehoefte, een verminderde stressbestendigheid en een verminderde emotionele stabiliteit. Voorts is er oorsuizen en een duizelig gevoel bij snelle oogbewegingen en rotatiebewegingen van het hoofd.
Er is sinds het ongeval geen moment sprake geweest van een adequate behandeling, ook al is daarvoor wel een indicatie gesteld.
3.
Het is goed mogelijk dat de situatie onderhouden is door een permanente financiële stress en overbelasting, samenhangend met het faillissement van zijn onderneming, dat overigens al dreigde voor het ongeval, maar in het kader waarvan hij na het ongeval (door de gevolgen daarvan) geen goede beslissingen meer heeft kunnen nemen.
BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING:
(…)
II. DE SITUATIE MET ONGEVAL
(…)
Beperkingen
Vraag g.
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Antwoord:
Gelet op de bij onderzochte aanwezige klachten en verschijnselen zal hij beperkingen ondervinden bij het verrichten van mentaal belastende activiteiten, waarbij bijvoorbeeld met een hoge mate van concentratie en onder tijdsdruk gefunctioneerd moet worden, zeker ook wanneer deze belastende activiteiten langdurig volgehouden moeten worden.
Daarnaast zijn er beperkingen bij het verrichten van fysieke bezigheden die langdurig volgehouden moeten worden.
Zijn min of meer chronische vermoeidheid en energietekort maken dat zijn duurbelastbaarheid verminderd is.
Er is bij hem overigens geen sprake van een zodanig pijnsyndroom dat hem in verband daarmee beperkingen moeten worden toegedicht.
(…)
III. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Klachten, afwijkingen en beperkingen vóór ongeval
Vraag a.
Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Antwoord:
Onderzochte had voor het ongeval geen klachten en verschijnselen op neurologisch gebied die hij nu nog steeds heeft, al valt uit het medisch journaal van de huisarts op te maken dat onderzochte een halfjaar voor het ongeval (april/mei 2013) te kampen had gekregen met een vermoeidheidssyndroom (die kennelijk is toegeschreven aan het doormaken van een Dengue fever). Het ging hier evenwel niet om een neurologische aandoening.
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zónder ongeval
Vraag c.
Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Antwoord:
Indien uitgegaan wordt van de combinatie van klachten en afwijkingen die aangeduid wordt als een postwhiplashsyndroom, dan verwacht ik niet dat onderzochte deze combinatie van klachten ook gekregen zou hebben indien hem het ongeval niet was overkomen.
(…)
IV. OVERIG
Vraag a.
Is naar uw oordeel voor de beantwoording van bovenstaande vragen een expertise van een neuropsycholoog wenselijk?
Antwoord:
Gelet op de bij onderzochte aanwezige klachten op cognitief terrein, is vanuit neurologisch perspectief een onderzoek door een neuropsycholoog wenselijk.
(…)
Addendum bij het rapport (…)
reactie op de aanvullende vragen (…)
Vraag 3:
Kunt u verder aangeven op welke wijze de klachten op cognitief gebied, chronische vermoeidheid en een gebrek aan energie medisch geobjectiveerd zijn?
Antwoord:
Vermoeidheid, als uiting van een gebrek aan energie, is in het algemeen gesproken nauwelijks te objectiveren (…)
Klachten en verschijnselen op cognitief terrein kunnen uiteraard beoordeeld worden middels een neuropsychologisch onderzoek. Dat is ook de reden dat ik op de allerlaatste vraag van de Rechtbank heb gesteld dat een onderzoek door een neuropsycholoog wenselijk is.
Dit neemt allemaal niet weg, dat klachten en verschijnselen op cognitief gebied en energetisch terrein veel voorkomen in het kader van een postwhiplashsyndroom.
Vraag 4:
Kunt u aangeven op grond van welke objectieve medische onderzoeksbevindingen u uw beperkingen hebt gebaseerd? Dit temeer omdat uit het NPO van 8 mei 2014 immers een normaal werktempo en een normaal concentratievermogen zijn waargenomen.”
Antwoord:
Zie ter zake hetgeen in het bovenstaande reeds is beantwoord.
Ten overvloede: vermoeidheid en klachten en verschijnselen op cognitief gebied kunnen in de neurologische spreekkamer zelden of moeilijk worden “geobjectiveerd”. (…) Uit het feit dat bij een neuropsychologisch onderzoek van mei 2014 geen goed objectiveerbare afwijkingen op het gebied van geheugen en concentratie zijn vastgesteld, houdt niet vanzelfsprekend in dat er ter zake geen klachten aanwezig kunnen zijn. (…)”
2.22.
Van den Bosch heeft op 5 mei 2017 als volgt gerapporteerd, voor zover van belang:
“
Beperkingen
De klachten zijn voor betrokkene synoniem met beperkingen. De centrale beperking die hij zegt te ervaren bestaat uit een gebrek aan energie. Hij legt zelf een direct verband met de concentratieproblemen, die in zijn beleving daarmee verbonden zijn. Die verhinderen hem om zijn werk weer op te pakken omdat hij de geestelijke inspanning maar betrekkelijk kort volhoudt. Dit alles wordt versterkt en onderhouden door terugkerende stressvolle ervaringen, vooral geluxeerd door financiële beslommeringen. Het ervaren energietekort komt zowel lichamelijk als psychisch naar voren en staat in zijn beleving werkhervatting in de weg, terwijl hij zich daar in andere opzichten wel degelijk toe in staat acht (…) Tot zover de subjectief ervaren psychische beperkingen. Een objectieve waardering van zijn beperkingen ontkomt er niet aan om vast te stellen dat er een discrepantie is tussen subjectief en objectief. Neuropsychologische testresultaten lieten enkele jaren geleden zien dat zijn cognitieve functies niet beperkt zijn. Ook mijn psychiatrisch onderzoek wijst hier niet op. Het kost hem kennelijk wel meer inspanning om tot goede taakprestaties te komen. Het energietekort dat betrokkene ervaart kan ik echter evenmin objectiveren. Het gaat om zijn beleving, die naar we moeten aannemen niet los staat van zijn frustrerende ervaringen op zakelijk en financieel vlak en die mede onderhouden lijkt te worden door een inactief levenspatroon met excessief veel slapen. Kortom, op psychiatrisch gebied heb ik geen argumenten om in relevante mate objectiveerbare psychische beperkingen aan te nemen. De centraal staande beleving door betrokkene van (mentaal) energietekort, waar de concentratieklachten weer gevolg van zijn, trek ik niet in twijfel, maar dat is een subjectieve beperking waarvan ik kan vaststellen dat betrokkene het zo ervaart, maar die ik niet met onderzoeksbevindingen op mijn deskundigheidsgebied kan onderbouwen. Ik kan op mijn gebied ook geen medisch causaal verband tussen deze klachten en het ongeval vaststellen.
(…)
Beschouwing
Bij psychiatrisch onderzoek kan ik geen psychopathologie van enige betekenis vaststellen. De cognitieve functies zijn bij dit onderzoek niet aangetast. Geen relevante objectieve aandachts- of geheugentekorten. (…) De discrepantie tussen enerzijds de mentale uitputting die hij beschrijft bij volgehouden aandachtstaken en anderzijds de ongestoorde cognitieve functies die ik bij mijn onderzoek vaststel, correspondeert met de bevindingen bij neuropsychologisch onderzoek in 2014. Ook toen werden geen cognitieve functiestoornissen geobjectiveerd, terwijl zijn klachtenbeleving daar wel op leek te wijzen. De verklaring moet zijn dat hij meer dan in het verleden mentale inspanning moet opbrengen voor een goede taakuitvoering, maar dat hij dan wel tot goede prestaties in staat is, zij het dat hij dit niet erg lang volhoudt. Die vereiste mentale inspanning verklaart zijn subjectieve beleving van energietekort en concentratieproblemen. Hetzelfde fenomeen doet zich op fysiek vlak voor en remt hem extreem bij lichamelijke activiteiten. Hij slaapt buitensporig veel en dat kan deze constellatie mede onderhouden. Hij zal het zelf anders beleven, maar hij bevindt zich hierdoor in een vicieuze cirkel. (…)
Hardnekkige klachten zonder objectieve medische schade na een achterop aanrijding worden nogal eens aangeduid als postwhiplash syndroom. Nekklachten staan daarin centraal. Die zijn er wel geweest maar spelen al langere tijd geen rol meer. Het gaat hier overigens om een discutabele diagnose, zonder aantoonbare lichamelijke afwijkingen en zonder acceptabele somatische verklaring, een diagnostisch begrip dat blijkens wetenschappelijk onderzoek ook sterk cultuurgebonden blijkt te zijn. Er zijn landen waar dit nauwelijks voorkomt. Ik zie geen enkele aanleiding om de tot heden persisterende klachten van betrokkene in dit kader te beschouwen. Betrokkene heeft wel somatisch onverklaarbare (dit is mijn aanname) somatische klachten in de vorm van overmatige vermoeidheidsreacties, maar daarvoor kent de psychiatrie het begrip somatoforme stoornis. (…) Ik kan in elk geval geen medisch causaal verband zien tussen de klachten en het ongeval. Op psychiatrisch gebied in engere zin vind ik geen relevante afwijkingen, met name geen posttraumatische stressverschijnselen die gevolg zouden kunnen zijn van het ongeval. Hij heeft dat ongeval ook niet beleefd als psychotrauma; voor hem staat vast dat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Weliswaar heeft hij gedurende een periode wel klachten gehad die een posttraumatisch stresskarakter hadden (overigens vermoedelijk onvoldoende om een diagnose op te baseren), maar die waren de uiting van terugkerende herinneringen aan zijn jeugd, geluxeerd door een psycholoog die daar aandacht aan meende te moeten besteden. Dit is nu weer nagenoeg verdwenen en stond ook niet in causaal verband met het ongeval. Wat betrokkene aanduidt als terugkerende stresservaringen, lijkt overwegend verband te houden met frustraties door zijn krappe financiële situatie, maar is ook verbonden met onvrede over de terughoudendheid van de aansprakelijke verzekeraar om behandeling te willen vergoeden. Hij meent dat hem hierdoor herstelmogelijkheden worden onthouden. Ik acht het aannemelijk dat de terugkerende teleurstellende en frustrerende ervaringen die hij stressvol noemt het gehele klachtenpatroon mede onderhouden. Ook hierin kan ik echter geen causale relatie in medische zin met het ongeval zien.
(…)
Beantwoording van de vragen
(…)
III.
De situatie zonder ongeval
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
(…)
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
(…)
Antwoord: c-e. De huidige klachten van betrokkene hebben een aspecifiek karakter, komen veel voor en worden doorgaans niet gezien als gevolg van letsel, van welke aard dan ook. Ik kan daarom niet uitsluiten dat ze zonder ongeval ook op enig moment zouden zijn opgetreden. Een relatie met wat hij aanduidt als stressbronnen is aannemelijk en stressfactoren horen bij het leven, dus die zouden er ook zonder ongeval op enigerlei wijze kunnen zijn geweest. Een bijkomende factor is de enorme inzet in het werk die betrokkene volgens zijn uitleg liet zien voorafgaand aan het ongeval. Mede in aanmerking genomen zijn leeftijd ligt het voor de hand dat hij vroeg of laat gas terug had moeten nemen. Dit strookte niet met zijn zelfbeeld en daarom is het niet onaannemelijk dat hier ook een gedeeltelijke verklaring te vinden is voor de impasse waarin hij is beland. Of eventuele stressbronnen zonder ongeval ook tot klachten zouden hebben geleid is echter volstrekt ongewis en uitspraken over eventuele beperkingen zijn uitgesloten. (…)”