Wat de draagkracht van de man betreft, overweegt het hof als volgt. Gebleken is dat de man thans een inkomen heeft van € 27.700,- per jaar. Niet aannemelijk is dat hij daarnaast nog structurele inkomsten heeft zoals de vrouw stelt. De vrouw heeft haar stellingen dienaangaande onvoldoende onderbouwd. Het hof verwijst naar hetgeen daarover in 5.4 is overwogen. Het hof houdt rekening met de volgende lasten van de man, die genoegzaam uit de stukken blijken en door de vrouw ook niet zijn betwist: een huur van € 530,- per maand, premie ziektekosten van € 142,- per maand en eigen risico van € 32,- per maand, waarop de zorgtoeslag van € 13,- per maand in mindering strekt. Het hof houdt geen rekening met de in de echtscheidingsbeschikking opgenomen kinderalimentatie, nu de jongste zoon van partijen inmiddels meerderjarig is en ook uit de draagkrachtberekening van de man (productie 8 bij beroepschrift) niet blijkt dat de man het betreffende bedrag nog betaalt.
In geschil tussen partijen zijn de door de man opgevoerde aflossingen van respectievelijk € 150,- op de creditcardschuld en € 110,- op het flexibel krediet. Voldoende aannemelijk is dat deze bedragen maandelijks door de man zijn c.q. worden betaald. Anders dan de vrouw meent, dienen naar het oordeel van het hof beide bedragen meegenomen te worden bij de berekening van de draagkracht van de man. Niet in geschil is dat de creditcardschuld een huwelijkse schuld betreft, terwijl ook het flexibel krediet op naam van beide partijen staat. Ter zitting is gebleken dat partijen ieder nog bedragen van die laatste rekening hebben opgenomen. Voor zover het totale door de man opgenomen bedrag hoger is dan de bedragen die de vrouw heeft opgenomen, vormt dit onvoldoende reden om het maandelijkse aflossingsbedrag bij de berekening van de draagkracht van de man buiten beschouwing te laten. Daarbij gaat het hof ervan uit dat de man de door hem opgenomen bedragen mede heeft gebruikt ter aflossing van de creditcardschuld zoals hij ter zitting heeft verklaard.
Zoals uit de draagkrachtberekening van de man volgt, had hij als gevolg van de maandelijkse betalingen ter zake van beide schulden geen draagkracht voor partneralimentatie. Ter zitting is evenwel gebleken dat de creditcardschuld per 23 november 2019 door de man is afgelost. Dit in aanmerking genomen, moet de man in staat worden geacht de vrouw met ingang van 1 december 2019 een bedrag van € 56,- per maand te betalen zoals blijkt uit de bijgevoegde draagkrachtberekening.