Bij arrest van 3 december 2019 (hierna: het tussenarrest) heeft het hof in totaal drie (tegen)bewijsopdrachten verstrekt: één aan Prijsvrij en twee aan Corendon.
Op 18/19 juni 2020 heeft Corendon producties 36 tot en met 41c toegezonden aan de raadsheer-commissaris en aan Prijsvrij.
Op 22 juni 2020 heeft Prijsvrij een gedingstuk, getiteld “akte aanvullend schriftelijk bewijs” ingediend, zonder producties.
Op 6 juni 2020 heeft de raadsheer-commissaris drie getuigen aan de zijde van Corendon gehoord. Het getuigenverhoor aan de zijde van Corendon is op die dag gesloten en de zaak is naar de rol verwezen voor uitlating contra-enquête. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Op de rol van 21 juli 2020 heeft Prijsvrij te kennen gegeven af te zien van contra-enquête.
Op 15 september 2020 heeft Corendon een memorie na enquête ingediend.
Op 10 november 2020 heeft Prijsvrij een antwoordmemorie na enquête ingediend, met producties 90 tot en met 114.
Op 2 februari 2021 heeft Corendon een gedingstuk getiteld “antwoordakte tevens houdende uitlating producties” ingediend, met producties 42 tot en met 48.
Op 20 april 2021 heeft Prijsvrij een gedingstuk getiteld “akte houdende uitlating producties” ingediend.
Arrest is nader bepaald op heden.