In het op 4 juni 2018 toepasselijke Arbeidsomstandighedenbesluit was in artikel 7.23a lid 1 sub a onder 2 (het equivalent van artikel 7.23 lid 1 sub b onder 2 van het huidige Arbobesluit) opgenomen: “Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat bij gebruik hun stabiliteit altijd is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen genomen:
a. de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven, door een van de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen:
(…)
2°. een adequate antislipinrichting; (…)”.
Anders dan [geïntimeerde] meent, is op grond van deze bepaling enkel een antislipbeveiliging vereist voor de voet van een (losse) ladder en dus niet voor de treden ervan. Dit volgt uit de toelichting op het destijds geldende artikel 7:23a Arbobesluit en eveneens uit de toelichting op de wijziging van dat artikel.
[appellante] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat het een voor de onderhavige werkzaamheden gebruikelijke (aan de steiger vastgezette) ladder met gebruikelijke treden, dus zonder anti-slipbeveiliging, betrof. [geïntimeerde] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Nu het stijgen op en dalen van een ladder zonder anti-slipbeveiliging geen bijzondere kennis en vaardigheden vereist, en ook geregeld in privétijd door werknemers wordt gedaan voor klussen in en rondom huis of elders, valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat, ondanks het ontbreken van een wettelijke verplichting, van [appellante] verwacht had mogen worden dat de treden van de desbetreffende ladder een anti-slipbeveiliging hadden. Het ongeval van [geïntimeerde] heeft, uitgaande van enkel de ladder met treden zonder antislipbeveiliging als oorzaak van het ongeval, niet plaatsgevonden in een werkomgeving, of tijdens werkzaamheden, die zodanige risico's van dit soort ongevallen opleveren dat de zorgplicht van [appellante] meebracht dat zij maatregelen had moeten treffen in de vorm van het aanbrengen van anti-slipbeveiliging op de treden van de desbetreffende ladder om een valongeval als dat van [geïntimeerde] te voorkomen (HR 7 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5625). Hierbij heeft het hof zich rekenschap gegeven van de regel dat art. 7:658 BW enerzijds een hoog veiligheidsniveau van werktuigen vereist, maar anderzijds geen absolute waarborg schept voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519).