Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. De rechthebbende is thans 82 jaar oud. Hij heeft nauwelijks contact meer met zijn familie en heeft, behoudens [vrouw] en haar Thaise vriendin(nen), geen netwerk. Zijn fysieke en geestelijke toestand is kwetsbaar, zo blijkt onder andere uit de overgelegde brieven van de (voorheen) betrokken ouderenadviseur van Mee & De Wering van 20 november 2020 en 8 maart 2021 en uit het rapport van Veilig Thuis van 6 november 2021. De rechthebbende heeft in juli 2020 een koopovereenkomst gesloten met een derde ter zake de verkoop van zijn woning voor een bedrag van € 185.000,-, een bedrag lager dan de WOZ-waarde van destijds. In de bijbehorende concept leveringsakte was opgenomen dat de waarde van het verkochte niet gelijk is aan de koopprijs en dat de grondslag voor de overdrachtsbelasting € 225.000,- bedraagt. Gelet hierop is aannemelijk dat de marktwaarde van de woning aanzienlijk hoger lag dan de overeengekomen koopprijs. Daarnaast verkeerde de rechthebbende in de veronderstelling dat hij tot 30 december 2020 kostenvrij in de woning kon blijven wonen, terwijl uit het addendum bij de koopovereenkomst blijkt dat hij in ruil voor het woongenot de hypotheekkosten diende te compenseren. De rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep hierover verklaard dat zijn bril kapot was en hij niet kon lezen wat er in het addendum stond. Desondanks heeft hij het document ondertekend. Om te voorkomen dat de rechthebbende dakloos zou worden, is de verkoop door tussenkomst van de familie van de rechthebbende, de bewindvoerder en de rechter ongedaan gemaakt. Het hof acht voldoende aannemelijk dat het voornemen van de rechthebbende om naar Thailand te emigreren samen met [vrouw] niet realistisch was, alleen al gelet op de uitbraak van het coronavirus. Daarnaast lijkt de rechthebbende zich geen rekenschap te hebben gegeven van de door verweerster opgevoerde bezwaren dat hij gelet op zijn leeftijd geen ziektekostenverzekering kan afsluiten in Thailand en dat hij als buitenlander geen onroerend goed in Thailand kan kopen.
Voorts heeft de bewindvoerder verklaard dat de financiën van de rechthebbende bij de aanvang van het bewind niet op orde waren. Anders dan de rechthebbende deed voorkomen, had hij geen spaargeld meer. Daarnaast is gebleken dat de rechthebbende in het jaar 2018 diverse keren grote contante bedragen van zijn rekening heeft opgenomen en dat hij in dat jaar in totaal circa € 52.000,- heeft uitgegeven. De bewindvoerder heeft een reconstructie gemaakt, waaruit volgt dat de besteding van een bedrag van circa € 30.000,- onduidelijk blijft. [vrouw] heeft aangegeven dat zij in totaal ongeveer eenzelfde bedrag van de rechthebbende heeft gekregen, hetgeen blijkt uit het rapport van Veilig Thuis van 6 november 2021. Hoewel de rechthebbende ontkent dat hij dit bedrag aan [vrouw] heeft gegeven, heeft hij naar het oordeel van het hof geen afdoende verklaring gegeven waaraan deze gelden dan wel zijn besteed. Het bedrag is te groot om niet te kunnen verantwoorden waaraan dit is besteed.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de rechthebbende ten tijde van de bestreden beschikking, en ook thans nog, niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.