Uit de stukken van het dossier en ter zitting is het hof het volgende gebleken. De kinderen wonen sinds november 2014 bij de oma. Daarvoor waren zorgen ontstaan over hun thuissituatie bij de ouders. De raad concludeerde in januari 2012 na onderzoek dat het de kinderen ontbrak aan basale zorg, veiligheid en inzicht van de ouders in hun behoeften. Hulpverlening stagneerde doordat de moeder dit weigerde, geen openheid van zaken gaf en veel achterdocht toonde. Nadat de kinderen in februari 2012 door de kinderrechter onder toezicht waren gesteld van de GI, is het gezin begeleid door OCK Het Spalier. Desondanks namen de zorgen toe; thuis en op school waren er veel conflictsituaties.
Eind 2014 moesten de ouders vanwege financiële problemen hun woning ontruimen en werden de kinderen bij de oma geplaatst. De kinderrechter heeft in januari 2015 een machtiging tot hun uithuisplaatsing bij de oma verleend. In oktober van dat jaar zijn de ouders na wederom een hoogopgelopen conflict naar Turkije vertrokken zonder de GI hierover in te lichten. In februari 2016 is door de GI na onderzoek besloten dat het opvoedperspectief van de kinderen bij de oma ligt.
De ouders zijn in mei 2016 teruggekeerd naar Nederland, waarna de situatie verbeterde. De samenwerking tussen de ouders en de GI en de contacten tussen de ouders en de kinderen verliepen goed en de kinderen ontwikkelden zich bij de oma positief binnen hun mogelijkheden. De raad oordeelde in februari 2017 – desgevraagd door de GI – dat het ouderlijk gezag de ontwikkeling van de kinderen niet bedreigde, zodat een maatregel tot beëindiging van het gezag van de ouders niet op zijn plaats was. Redengevend daartoe was voor de raad de veilige hechting van de kinderen aan de oma, de goede band tussen de kinderen en de ouders, het feit dat de ouders zich onthielden van uitspraken naar de kinderen over terugkeer naar de thuissituatie bij hen en de medewerking van de ouders aan verbetering van hun situatie. In juni 2017 wees de rechtbank, die dat standpunt onderschreef, het - door de GI geïnitieerde - verzoek om een gezagsbeëindigende maatregel af.
De omgang tussen de ouders en de kinderen is vervolgens uitgebreid; de kinderen verblijven nu elke dag na schooltijd tot etenstijd bij de ouders. De samenwerking tussen de ouders, de oma en de voogdes verloopt goed.
Zowel de ouders als de oma hebben ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de kinderen naar hun mening weer het beste bij de ouders kunnen wonen. Ook [kind 1] en [kind 2] hebben tijdens het gesprek met de voorzitter verklaard dat zij dat graag willen, hoewel zij het heel goed hebben bij oma. Gebleken is dat er tussen de ouders en de kinderen regelmatig over wordt gepraat. Ook de voogdes ervaart dat de ouders, de kinderen en oma haar regelmatig vragen wanneer de kinderen weer bij de ouders gaan wonen.
De ouders hebben ter zitting tevens verklaard geen hulp nodig te hebben bij de opvoeding van de kinderen. Het enige dat volgens hen aan thuisplaatsing van de kinderen in de weg staat is het feit dat hun woning (een tweekamerappartement) te weinig ruimte biedt voor permanent verblijf van de kinderen bij hen. Zij zijn dan ook op zoek naar een grotere woning. De oma onderschrijft het standpunt van de ouders, zo heeft zij ter zitting verklaard.