Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval overeenkomstig de in de jurisprudentie van de Hoge Raad ontwikkelde gezichtspunten
zoals ontwikkeld in HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)
en later verfijnd in HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Stichting Zinzia), HR 8\
juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857 (Van der Wekke), HR 30 november 2018,
ECLI:NL:HR:2018:2218 (Servicenow) en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955
(Blue Circle). De verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het
het verwijtbaar handelen zich niet zou hebben voorgedaan (dit criterium wordt ook
wel aangeduid als “de waarde” van de arbeidsovereenkomst) is daarbij een belangrijk
gezichtspunt. Het hof is van oordeel dat er een gerede kans aanwezig is dat ook
wanneer Van Gogh Museum in de loop van 2020 pogingen zou hebben ondernomen,
bijvoorbeeld in de vorm van mediation en/of gesprekken, om de samenwerking tussen
[C] en [appellant] te verbeteren, dit geen of onvoldoende resultaat zou hebben
gehad en de arbeidsovereenkomst alsnog op niet al te lange termijn zou zijn geëindigd.
Het hof weegt daarbij mee dat aan het verstoord raken van de arbeidsverhouding meer
oorzaken ten grondslag liggen dan alleen het verwijtbaar handelen van Van Gogh
Museum. Zo bestonden er duidelijke verschillen van inzicht over inhoudelijke
onderwerpen, en heeft ook [appellant] zich verwijtbaar opgesteld door ondermijnend te
communiceren over [C] jegens [A] . Alle omstandigheden van het
geval mee wegend, acht het hof een billijke vergoeding van € 60.000,-- bruto redelijk.