afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000624-22
datum uitspraak: 10 januari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-208063-21 tegen
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
1 Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 december 2024 en 10 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met
1 september 2018 te Amstelveen, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde] , aanwezig in een woning en/of tuin en/of tuinhuis behorende bij de woning en/of tuinhuis en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, [adres] , een of meerdere afbeeldingen heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
5 Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 augustus 2018 te Amstelveen, gebruikmakende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde] , aanwezig in een tuin behorend bij het tuinhuis op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, [adres] , een afbeelding heeft vervaardigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
7 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen.
9 Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte met toepassing van artikel 9a Sr geen straf dient te worden opgelegd. Het gaat volgens de verdediging om één foto zonder seksueel karakter en de benadeelde partij en haar familie hebben zich door hun uitlatingen jegens de verdachte, kort gezegd, bepaald niet onbetuigd gelaten, zodat de oplegging van een taakstraf niet passend is en alleen de toepassing van artikel 9a Sr past.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een foto gemaakt van zijn schoondochter in bikini, zonder dat zij daarvan wist. Dit heeft hij gedaan in een tuin bij een tuinhuis, een plaats waar de aangeefster zich onbespied had moeten kunnen wanen. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op haar privacy. Het nemen van de foto kan niet los worden gezien van de overige bevindingen in het dossier, waaruit blijkt dat de foto met seksuele intenties is genomen, hetgeen de impact van het feit voor de aangeefster des te groter maakt.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gebleken is dat de verdachte, mede ten gevolge van de onderhavige strafzaak, veel verloren is, zoals het contact met zijn gezin en zijn woning. Hierin ziet het hof aanleiding om de door de politierechter opgelegde en advocaat-generaal gevorderde straffen enigszins te matigen. De oplegging van een deels voorwaardelijke straf acht het hof niet noodzakelijk, nu niet is gebleken van een risico op herhaling van het feit.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht het hof niet zodanig bijzondere omstandigheden aanwezig dat enkel met de toepassing van artikel 9a Sr kan worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 30 uren passend en geboden.
10 Beslag
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit zijn drie voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Dit betreffen, samengevat, een mobiele telefoon (toebehorende aan de verdachte) en twee gegevensdragers (toebehorende aan de aangeefster).
Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van de mobiele telefoon, aangezien de foto met deze telefoon is genomen. De telefoon zal dan ook aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De aangeefster heeft blijkens het dossier afstand gedaan van de twee gegevensdragers, zodat het hof daarover geen beslissing hoeft te nemen.
11 Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar heeft haar vordering ter zitting beperkt tot het in het vonnis toegewezen bedrag van € 1.500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden, volgt uit de aard van het feit in combinatie met de (seksuele) context daarvan en de toelichting door de benadeelde partij. Het hof begroot de hoogte van deze schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 63 en 139f van het Wetboek van Strafrecht.
13 BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK GSM (Omschrijving: G5964221, Samsung).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 augustus 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E van Noort, mr. N. van der Wijngaart en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 januari 2025.
=========================================================================
[…]
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.