De vordering van [woonplaats] luidt:
"om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis (…) op 9 augustus 2012 (…) gewezen en opnieuw rechtdoende, geïntimeerde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellant te betalen:
I. het gemiddelde nettoloon per week ad € 150,- over de periode van 5 november 2009 tot 1 juni 2010, dan wel een zodanig loonbedrag als uw Hof in goede justitie vermeent te moeten bepalen;
II. het nettoloon over de ziekteperiode in de maand juni 2009 ad € 168,- dan wel een zodanig loonbedrag als uw Hof in goede justitie vermeent te moeten bepalen;
III. het nettoloon per week ad € 150,- voor iedere week vanaf 1 juni 2010, steeds op het moment dat het loon verschuldigd is tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn, danwel een zodanig loonbedrag als uw Hof in goede justitie vermeent te moeten bepalen;
IV. de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen, vanaf de dag der opeisbaarheid op iedere afzonderlijke betaaldag, tot de dag der algehele voldoening;
V. de wettelijke vakantiebijslag over het loon vanaf datum indiensttreding;
VI. de wettelijke rente over de som van de genoemde bedragen vanaf het moment dat de bedragen opeisbaar zijn tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."