GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.120.905/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 137876/KG ZA 12-361)
arrest in kort geding van de eerste kamer van 17 december 2013
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
Stichting Exodus Groningen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Exodus,
advocaat: mr. L.H. Haarsma, kantoorhoudend te Paterswolde.
3 De beoordeling
Ontvankelijkheid appel
3.1
Exodus heeft aangevoerd dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn appel, omdat hij geen spoedeisend belang zou hebben bij zijn appel. Dit betoog van Exodus faalt. Geen rechtsregel eist voor de ontvankelijkheid van een appel in kort geding dat de gedaagde in eerste aanleg tegen wie een vordering in kort geding is toegewezen op straffe van niet-ontvankelijkheid zelf een spoedeisend belang dient te hebben.
Vaststaande feiten
3.2
De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 2 van zijn vonnis, onbestreden door partijen, de feiten vastgesteld. Met wat verder over de feiten vaststaat, kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
3.2.1
Exodus biedt opvang en ondersteuning aan ex-gedetineerden in de laatste fase van hun straf. Zij zorgt voor integrale begeleiding van deze ex-gedetineerden met als doel hen weer terug te laten keren in de maatschappij. Om dit doel te bereiken is Exodus met diverse woningbouwcorporaties en hulpverleningsinstanties in Groningen samenwerkingsverbanden aangegaan. De samenwerkingsverbanden met de woningbouwcorporaties komen er op neer dat de corporaties proefwoningen ter beschikking stellen aan Exodus als huurder. Exodus stelt de woning als woonruimte beschikbaar aan door haar begeleide ex-gedetineerden.
3.2.2
[appellant] is in 1996 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaar en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging. Op 17 oktober 2011 heeft de rechtbank Amsterdam de termijn van de terbeschikkingstelling met 1 jaar verlengd en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
3.2.3
Op 13 september 2011 hebben Stichting De Huismeesters als verhuurder en Exodus als huurder een overeenkomst gesloten ter zake de huur van de woning (hierna: de huurovereenkomst) gelegen aan [adres] (hierna: de woning). In deze huurovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
“ In aanmerking nemende dat huurder zich ten doel stelt, het in de ruimste zin verlenen van hulp aan Woonbegeleiding. Een van de hulpverleningsmiddelen is het aanleren van zelfstandig wonen zonder hinder of last te veroorzaken aan omwonenden. Verhuurder is bereid haar medewerking aan het project van huurder te verlenen.
Verhuurder en huurder komen het volgende overeen:
1. De woning wordt door huurder gehuurd voor een periode van minimaal een jaar, met ingang van 14 september 2011.
2a. Bij het goed verlopen van het woon/leertraject verplicht verhuurder zich de woning aansluitend te verhuren aan de cliënt/bewoner:
naam: [appellant]
geboortedatum: [datum]
(…)
5. De heer [appellant] kan voordat hij zelf een huurovereenkomst met verhuurder is aangegaan geen rechten ontlenen aan deze overeenkomst.”
3.2.4
Op 18 november 2011 hebben Exodus en [appellant], als deelnemer, een ‘Ambulante Huur- en Begeleidingsovereenkomst Exodus Groningen’ (hierna: huur- en begeleidingsovereenkomst) gesloten. In deze overeenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
“ Nemen het volgende in aanmerking:
-
Exodus stelt zich ten doel begeleiding te geven aan deelnemer.
-
Het belangrijkste doel van de begeleiding is deelnemer in staat te stellen zelfstandig en als goed huurder te leren wonen.
-
Exodus huurt woonruimte van de erkende woningbouwcorporaties te Groningen met het oogmerk deze aan te wenden voor begeleiding van deelnemers.
-
Exodus wendt het gebruik uitsluitend voor dat doel aan.
-
Indien de deelnemer de door Exodus beschikbaar gestelde begeleiding met goed gevolg afrondt en gedurende 1 jaar goed huurderschap heeft getoond welke driemaandelijks geëvalueerd zal worden, kan de deelnemer de woonruimte in overleg op eigen naam krijgen met de mogelijkheid tot continueren van de begeleiding daarna.
-
(…)
Exodus en deelnemer komen het volgende overeen:
1.1.
Exodus draagt zorg voor de begeleiding van deelnemer. Daartoe stelt Exodus de volgende woonruimte ter beschikking:
Straat en huisnummer: [adres]
Postcode: [woonplaats]
(…)
2.2.
Mocht de deelnemer, lopende het huurcontract zich onttrekken aan het begeleidingsplan, dan zal Exodus tussentijds de begeleiding staken en de deelname aan deze huur- en begeleidingsovereenkomst beëindigen. Het begeleidingsplan is derhalve aan deze overeenkomst gehecht.
(…)
Art. 4 Duur van de overeenkomst
4.1.
De overeenkomst gaat in op 14 september 2011 en eindigt op 13 september 2012.
(…)
Art. 5 Verbod
5.1
Het is huurder verboden:
(…)
Artikel 6 Beëindiging van de overeenkomst
6.1
Bij overtreding van een van de in Art. 5.1 genoemde verboden heeft Exodus Groningen het recht om met onmiddellijke ingang deze overeenkomst te beëindigen. Bovendien heeft Exodus Groningen het recht de deelnemer de verdere toegang tot het onder Art. 1 genoemde pand te weigeren en hem/haar opdracht te geven dit pand te verlaten.
(…)”
3.2.5
Exodus en [appellant] hebben ook op 18 november 2011 een bijlage bij de huur- en begeleidingsovereenkomst ondertekend waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Voorwaarden om een proefwoning van Exodus te bewonen.
(…)
In de huurovereenkomst van de woningbouwcorporatie staan ook enkele voorwaarden.
Exodus wil daar enkele voorwaarden aan toevoegen.
- -
Bewoner zal accepteren dat de begeleiding van Exodus op huisbezoek komt.
(…)
- -
Bewoner zal accepteren dat de begeleiding contact onderhoudt met andere hulpverleners indien aanwezig.
(…)
- -
Bewoner gebruikt gedurende de begeleidingsperiode geen middelen.
- -
Controle op middelen accepteren.
(…)
- -
Dagbesteding is verplicht.
- -
Bewoner zal de woning goed bewonen, schoon en opgeruimd houden.
(…)”
3.2.6
Eind juli 2012 heeft een medewerker van Exodus bij de reclassering gemeld dat het vermoeden bestaat dat [appellant] (hard)drugs gebruikt.
3.2.7
Op 2 augustus 2012 heeft de reclassering [appellant] tweemaal in zijn woning bezocht. Omdat het vermoeden bestond dat [appellant] onder invloed was van harddrugs, heeft de reclassering aan [appellant] de aanwijzing gegeven zich, in het kader van een time-out opname, op
2 augustus 2012 om 20:00 uur te melden bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag (hierna: FPC). [appellant] heeft zich niet bij het FPC gemeld.
3.2.8
Op 3 augustus 2012 is er een vordering tot tijdelijke hervatting van de dwangverpleging van [appellant] uitgegaan, waarop de politie actief naar [appellant] is gaan zoeken. In de nacht van 3 op 4 augustus 2012 is [appellant] aangehouden en overgebracht naar het Huis van Bewaring ‘Havenstraat’ te Amsterdam.
3.2.9
Ter terechtzitting op 22 augustus 2012 heeft de rechtbank Amsterdam het bevel tot voorlopige verpleging van [appellant] voor de duur van maximaal een maand geschorst. [appellant] is vervolgens op 23 augustus 2012 vrijgelaten.
3.2.10
Op 10 september 2012 heeft [appellant] van de reclassering de aanwijzing gekregen zich om uiterlijk 13:00 uur te melden bij het FPC in het kader van een time-out opname. [appellant] heeft aan deze aanwijzing geen gehoor gegeven. Vanwege het overtreden van de voorwaarden behorende bij de schorsing van het bevel tot voorlopige verpleging, is [appellant] op 17 september 2012 aangehouden en overgebracht naar de PI Ter Apel. .
3.2.11
Exodus heeft de huurovereenkomst met Stichting De Huismeesters opgezegd tegen eind oktober 2012.
3.2.12
Bij brief van 19 november 2012 heeft Exodus de overeenkomst met [appellant] voor zover vereist buitengerechtelijk ontbonden en heeft zij [appellant] gesommeerd de woning uiterlijk op 1 december 2012 te ontruimen.
Procedure in eerste aanleg
3.3
Exodus heeft [appellant] in kort geding gedagvaard en ontruiming van de woning gevorderd. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat [appellant] in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huur- en begeleidingsovereenkomst doordat [appellant] verdovende middelen heeft gebruikt, zich aan begeleiding heeft onttrokken, geen dagbesteding had, de woning ondeugdelijk bewoonde en het personeel van Exodus heeft bedreigd.
3.4
Nadat [appellant] verweer had gevoerd, heeft de voorzieningenrechter de vordering van Exodus toegewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat Exodus haar stelling dat [appellant] (hard)drugs heeft gebruikt, de woning ondeugdelijk heeft bewoond en personeel heeft bedreigd onvoldoende heeft onderbouwd, maar dat wel vaststaat dat vanaf begin augustus 2012 geen sprake meer is van begeleiding van [appellant] door Exodus, ook vanwege de detentie van [appellant], en dat [appellant] de begeleiding door Exodus ook niet meer wil accepteren. [appellant] is op dit punt dan ook tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huur- en begeleidingsovereenkomst en Exodus heeft om die reden deze overeenkomst kunnen beëindigen, dan wel van verlenging kunnen afzien, aldus de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter overwoog verder dat het zwaartepunt in deze overeenkomst ligt op de begeleiding door Exodus van [appellant]. Met de beëindiging van deze overeenkomst is ook het recht van [appellant] om in de woning te verblijven geëindigd, waardoor de vordering van Exodus tot ontruiming van de woning kan worden toegewezen.
Bespreking van de grieven
3.5
Met grief I betoogt [appellant] dat Exodus geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het enkele feit dat hij sinds het einde van de huur- en begeleidingsovereenkomst de woning zonder recht of titel in gebruik heeft, is daartoe “natuurlijk” onvoldoende, aldus [appellant]. Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Indien Exodus de overeenkomst met [appellant] terecht als beëindigd mocht beschouwen en [appellant] ook geen beroep kan doen op huurbescherming, zoals Exodus heeft aangevoerd, heeft [appellant] de aan hem verhuurde woning inderdaad zonder recht of titel onder zich en heeft Exodus alleen om die reden al spoedeisend belang bij de ontruiming van de woning. Het hof acht het, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 3.2.1 is overwogen over de doelstelling van Exodus, aannemelijk dat Exodus er belang bij heeft dat indien haar samenwerkingspartners, zoals Stichting De Huismeesters, woningen aan Exodus beschikbaar stellen, deze woningen ook daadwerkelijk gebruikt worden ter verwezenlijking van de doelstelling van Exodus. Daarvan is geen sprake wanneer de beschikbaar gestelde woningen vervolgens worden gebruikt voor de huisvesting van ex-gedetineerden zonder dat van begeleiding van deze gedetineerden sprake is, tenzij deze begeleiding succesvol is afgerond. Nu de huurovereenkomst tussen Exodus en De Huismeesters is beëindigd, dient Exodus de woning zo spoedig mogelijk aan De Huismeesters ter beschikking te stellen. Ze heeft om die reden (ook in appel) dan ook belang bij de ontruiming van de woning door [appellant]. De grief faalt.
3.6
Grief II is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huur- en begeleidingsovereenkomst. Volgens [appellant] is niet hij, maar Exodus tekortgeschoten. Exodus heeft, door bij gelegenheid van de mondelinge behandeling te verklaren dat zij geen mogelijkheid ziet voor het wederom begeleiden van [appellant], de deur in het slot gegooid, aldus [appellant].
3.6.1
De voorzieningenrechter heeft zijn oordeel over de begeleiding van [appellant] door Exodus onder meer gebaseerd op een door [appellant] zelf in het geding gebracht “Maatregelenrapport TBS” van 14 december 2012 (hierna: het rapport). In dat rapport is onder meer het volgende vermeld:
“ Op de vraag of hij weer begeleiding van Exodus zou willen accepteren, in zijn
huidige woning (mocht in kort geding worden beslist dat hij deze mag houden) dan
wel in de voorliggende woonvoorzieningen, antwoordt betrokkene ontkennend. Hij
wil niks meer te maken hebben met Exodus.”
[appellant] heeft niet gesteld dat zijn visie over de begeleiding door Exodus in het rapport onjuist is weergegeven. Hij heeft evenmin aangevoerd (eventueel onder voorwaarden) alsnog met begeleiding door Exodus te kunnen instemmen. Onder deze omstandigheden dient ervan te worden uitgegaan dat [appellant] de begeleiding van Exodus niet zal accepteren. Een ingebrekestelling is daarvoor niet vereist.
3.6.2
Vanwege de detentie van [appellant] heeft vanaf augustus tot december 2012 evenmin begeleiding door Exodus plaatsgevonden. De stelling van [appellant] dat hij door een onterechte melding van medewerkers van Exodus over het gebruik van harddrugs in detentie is geraakt, vindt geen steun in het door hemzelf overgelegde rapport. In dat rapport wordt over de aanleiding van de detentie het volgende vermeld:
“ Op donderdagmiddag 02 augustus 2012 werd betrokkene in het kader van de
meldplicht thuis bezocht door een medewerker van de reclassering. Tijdens het
gesprek sprak betrokkene onsamenhangend en maakte hij een afwezige indruk.
De indruk bestond dat betrokkene, gezien de lichamelijke klachten waarmee hij
kampt, kenmerken vertoonde van een beroerte dan wel dat betrokkene onder
invloed was van harddrugs.
De medewerker van de reclassering heeft het gesprek beëindigd en is met een
collega teruggekomen om een inschatting te maken van de ernst van de situatie.
[appellant] liet de reclassering toe in de woning waarop de reclassering betrokkene
doorvroeg op zijn klachten dan wel gemoedstoestand. Betrokkene reageerde verbaal
agressief, sloeg met zijn vuisten op de deur en sommeerde de reclassering zijn
woning te verlaten. Daar, mede op grond van het tweede bezoek, het vermoeden
bestond dat betrokkene onder invloed verkeerde van harddrugs en hij daarmee de
voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke Tbs-maatregel overtrad, hij zich
verbaal agressief toonde richting de medewerkers van de reclassering en hen de
toegang tot zijn woning ontzegde, heeft de reclassering na overleg met de Tbs-
officier mevr. J. Brontsema te Groningen aan betrokkene de aanwijzing gegeven zich,
in het kader van een time-out opname, op donderdag 02 augustus 2012 voor 20:00
’s avonds te melden bij het FPC Dr. S. van Mesdag.”
Gesteld noch gebleken is dat [appellant] op 2 augustus 2012, en nadien, contact heeft gehad met medewerkers van Exodus of dat medewerkers van Exodus anderszins betrokken zijn geweest bij de gebeurtenissen die tot hervatting van de dwangverpleging van [appellant] hebben geleid.
3.7
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, dat de begeleiding van [appellant] door Exodus vanaf augustus tot december 2012 niet heeft kunnen plaatsvinden vanwege de hervatting van de dwangopname van [appellant] en dat deze dwangopname niet door Exodus is bewerkstelligd. In de verhouding tussen partijen ligt het feit dat [appellant] is opgenomen en dat (daardoor) geen woonbegeleiding heeft plaatsgevonden, in de risicosfeer van [appellant]. Vast staat bovendien dat [appellant] in december 2012 heeft aangegeven in de toekomst niet te zullen meewerken aan de begeleiding door Exodus. Aldus is [appellant], zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, tekortgeschoten in een van de kernverplichtingen uit de overeenkomst, te weten het accepteren van en meewerken aan zijn begeleiding door Exodus. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst, voor zover dat al nodig was gelet op de tijdspanne waarvoor de overeenkomst tussen partijen was aangegaan, te weten tot en met 13 september 2012. Naar voorlopig oordeel van het hof heeft Exodus de overeenkomst met [appellant] dan ook terecht (voor zover nodig) ontbonden.
3.8
Grief III stelt de consequenties van het einde van de overeenkomst tussen [appellant] en Exodus (naar het hof begrijpt: door het verstrijken van de overeengekomen duur en van ontbinding van de overeenkomst) voor de huurrechten van [appellant] aan de orde. Volgens [appellant] is de huur- en begeleidingsovereenkomst een gemengde overeenkomst. Het zwaartepunt van de overeenkomst ligt in de huurcomponent. Het einde van de begeleidingscomponent betekent dan ook niet dat ook de huur eindigt. [appellant] gaat in dat geval, zo begrijpt het hof de stellingen van [appellant], rechtstreeks van De Huismeesters huren op de voet van artikel 7:269 BW.
3.9
Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Het hof is met de voorzieningenrechter en met partijen van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen een gemengd karakter heeft; de overeenkomst strekt niet alleen tot het verschaffen van woonruimte, maar ook tot begeleiding van [appellant]. Bij een dergelijke, gemengde, overeenkomst zijn de voor die beide overeenkomsten geldende bepalingen in beginsel naast elkaar van toepassing (en kan de huurder zich dus op huurbescherming beroepen), tenzij deze bepalingen niet goed met elkaar verenigbaar zijn of de strekking van de bepalingen zich tegen toepassing ervan op de overeenkomst verzet. Dat is voor wat betreft de huurbeschermingsbepalingen het geval indien het begeleidingselement duidelijk overheerst. Naar voorlopig oordeel van het hof doet die situatie zich hier voor:
- Exodus is geen professionele verhuurder, maar een instelling met een reclasseringsdoel. Zij is ook geen eigenaar van de door haar aan [appellant] verhuurde woning, maar heeft die woning met het oog op de beschikbaarstelling ervan aan [appellant] van De Huismeesters gehuurd;
- in het huurcontract tussen De Huismeesters en Exodus is vermeld dat De Huismeesters de woning verhuurt in het kader van haar medewerking aan het project van Exodus: het verlenen van woonbegeleiding. Het verstrekken van de woning is dan ook een middel om het doel van Exodus - het (succesvol) verlenen van woonbegeleiding om ex-gedetineerden te laten terugkeren in de maatschappij - te realiseren;
- in de considerans van de huur- en begeleidingsovereenkomst is uitdrukkelijk vermeld dat het doel van de overeenkomst is om [appellant] te leren zelfstandig te wonen. Met het oog op dat doel wordt hem een woning ter beschikking gesteld en krijgt hij begeleiding. Het beschikbaar stellen van de woning wordt derhalve ook in deze overeenkomst als een middel, en niet als een doel op zich, gekarakteriseerd;
- de bijlage bij de huur- en begeleidingsovereenkomst bevat een groot aantal voorschriften die verband houden met de begeleiding door Exodus van [appellant]. In de overeenkomst is in artikel 2 tot uitdrukking gebracht dat het einde van de begeleiding leidt tot beëindiging van de overeenkomst;
- de huurovereenkomst met De Huismeesters en de huur- en begeleidingsovereenkomst zijn met ingang van dezelfde datum en voor gelijke duur aangegaan.
Gelet op deze omstandigheden overheerst het begeleidingselement zo sterk boven het huurelement dat de overeenkomst zonder de begeleiding niet denkbaar is.
3.10
De slotsom is dat naar het voorlopig oordeel van het hof de huurbeschemingsbepalingen niet op de overeenkomst van partijen van toepassing zijn, in die zin dat [appellant] zich niet op huurbescherming kan beroepen indien de huur- en begeleidingsovereenkomst eindigt doordat [appellant] tekortschiet in zijn verplichting zich te laten begeleiden. Voor zover [appellant] zich er nog op beroept dat hij een "tweede kanser" is, voor wie andere regels gelden, ziet [appellant] over het hoofd dat - wat er overigens ook zij van die stelling - zijn overeenkomst met Exodus beheerst wordt door wat in die overeenkomst is bepaald. De grief faalt dan ook.
3.11
Grief IV heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van die grieven.
3.12
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigen. [appellant] zal als de ook in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II).
De beslissing
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 21 december 2012;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten op
€ 683,- aan verschotten en op € 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 december 2013.