De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] beëindigd op grond van het oordeel dat zij niet voldoet aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Faillissementswet, hierna: Fw). De rechtbank heeft daarbij - samengevat - het volgende overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat [appellante] onvoldoende heeft gesolliciteerd. Dit
valt [appellante] ook toe te rekenen. Uit de stukken maakt de rechtbank op dat de
bewindvoerder [appellante] schriftelijk meerdere malen heeft uiteengezet hoe zij diende te
solliciteren (verifieerbaar) alsook de vereiste frequentie. [appellante] had naar het oordeel van
de rechtbank alle reden om haar e-mails goed te bewaren. Niet alleen ter vermijding van
discussie tussen haar en de bewindvoerder, maar ook aangezien tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris ondubbelzinnig naar voren is gebracht dat [appellante] aantoonbaar diende te solliciteren. Ter gelegenheid van het verhoor bij de rechter-commissaris is tevens expliciet besproken dat alleen verifieerbare sollicitatie-activiteiten acceptabel zijn.
Dat [appellante] deze bewijzen heeft verwijderd — wat hier overigens ook van zij - is een actie die de rechtbank dan ook niet kan volgen. De twijfel die wederom is gerezen met betrekking tot de vraag of [appellante] voldoende heeft gesolliciteerd, had [appellante] immers eenvoudig kunnen ontzenuwen, als zij deze e-mails had opgeslagen in plaats van deze te verwijderen. Door dit na te laten heeft [appellante] het risico aanvaard dat zij de schijn dat zij de sollicitatieverplichting niet correct is nagekomen, die thans wederom is gewekt, niet kan wegnemen.
Nu [appellante] de bewindvoerder niet informeert en de inspanningsverplichting structureel onvoldoende is nagekomen is de rechtbank van oordeel dat dit een aanwijzing vormt dat bij [appellante] de van haar te vergen medewerking voor een doeltreffende uitvoering van de
schuldsaneringsregeling ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen feiten of omstandigheden aangevoerd dan wel gebleken waaruit afgeleid kan worden dat de inspanningsverplichting niet van [appellante] gevergd kon worden.