[appellant] heeft voorts betoogd dat [geïntimeerde] sinds zijn ontslag poetswerkzaamheden is blijven uitvoeren, maar dat die toen niet alleen zijn verricht door monteurs in vrije uren, maar ook zijn uitbesteed aan een poetsbedrijf. Hij heeft daartoe een door twee werknemers van [geïntimeerde] ondertekende (originele) verklaring, die volgens hem dateert van september 2009 overgelegd (“Hierbij kan ik verklaren dat het poetswerk bij [geïntimeerde] [vestigingsplaats geïntimeerde], sinds het vertrek van de heer [appellant], nu wordt gedaan door een bedrijf uit [vestigingsplaats bedrijf], ‘[naam bedrijf]’ en dat dagelijks twee werknemers van dat bedrijf van 08.00 – 17.00 uur bij [geïntimeerde] werkzaam zijn.”). [geïntimeerde] heeft de hiervoor genoemde verklaring weliswaar gemotiveerd betwist door een verklaring van dezelfde personen, waarin deze ontkennen dat zij de door [appellant] overgelegde verklaring hebben gedaan, over te leggen, maar [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg zelf een aantal facturen van een poetsbedrijf (“[naam poetsbedrijf]”) overgelegd, waaruit blijkt dat poetswerkzaamheden na het ontslag van [appellant] werden uitbesteed:
-week 37 van 2009, factuur van 7 september 2009: € 943,08;
-week 39 van 2009, factuur van 22 september 2009: € 1.112,54;
-week 46 van 2009, factuur van 12 november 2009: € 416,50;
-week 1 van 2010, factuur van 4 januari 2010: € 532,53 en
-week 33 van 2010, factuur van 16 augustus 2010: € 1.600,55.