In eerste aanleg is [curator] q.q. en pro se gedagvaard door Rabobank. Rabobank heeft gevorderd dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat een vordering op de debiteur van [B.V. X] is ontstaan ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, waarin de verplichting tot betaling is opgenomen;
II voor recht verklaart dat alle vorderingen op de debiteuren van [B.V. X], nu deze zijn ontstaan door het sluiten van de betreffende overeenkomsten voorafgaand aan de faillietverklaring van [B.V. X] en derhalve voortvloeien uit reeds ten tijde van het faillissement bestaande rechtsverhoudingen, rechtsgeldig verpand zijn aan Rabobank en de opbrengst van de geïncasseerde debiteurenvorderingen toekomt aan Rabobank;
III voor recht verklaart dat de curator onrechtmatig c.q. ten onrechte deze verpande (deel-)vorderingen heeft geïncasseerd en de opbrengst aan de boedel heeft toegeëigend;
IV de curator veroordeelt, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot (door)betaling aan Rabobank van alle door de curator in weerwil van het pandrecht van Rabobank geïncasseerde bedragen, zonder aftrek van en/of omslag van enige kosten, dan wel de curator veroordeelt tot (door)betaling aan Rabobank na aftrek van en/of omslag van enige kosten;
V de curator veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
VI voor recht verklaart dat [curator] (de curator pro se) onrechtmatig heeft gehandeld jegens Rabobank door deze verpande (deel)vorderingen te incasseren en de opbrengst aan de boedel toe te eigenen;
VII [curator] (de curator pro sé) veroordeelt, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling aan Rabobank van alle door de curator in weerwil van het pandrecht van Rabobank geïncasseerde bedragen, dan wel voor zover de curator onvoldoende verhaal biedt, [curator] (de curator pro se) veroordeelt tot betaling van hetgeen alsdan nog verschuldigd blijft, alsmede [curator] (de curator pro se) veroordeelt, indien de curator ex artikel 182 Faillissementswet (hierna: Fw) gehouden is om bij betaling uit de boedel aan Rabobank over te gaan tot omslag van de faillissementskosten, tot vergoeding van deze kosten aan Rabobank;
VIII [curator] (de curator pro se) veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
Rabobank legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de vorderingen die zijn ontstaan uit hoofde van werkzaamheden die door [B.V. X] zijn verricht voor datum faillissement aan haar zijn verpand. Nu de curator is overgegaan tot incassering van deze vorderingen, terwijl deze vorderingen aan Rabobank zijn verpand, frustreert de curator de rechten van Rabobank. Door voorts geen gehoor te geven aan het verzoek de debiteurenincasso te staken, dan wel de opbrengst te separeren totdat de discussie tussen partijen is beslecht, is [curator] tevens pro se aansprakelijk jegens Rabobank.