Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 23 januari 2014, nummer AWB 13/2353, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 6 maart 2014 ter griffie ingekomen.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2014 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
2.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 8 juli 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 opgelegd.
2.2.
De Inspecteur heeft op 30 september 2011 een bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag ontvangen.
2.3.
Met dagtekening 9 december 2011 heeft de Inspecteur uitspraak gedaan op het bezwaarschrift.
2.4.
Het beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar is op 25 april 2013 ter griffie van de Rechtbank ontvangen.
2.5.
Belanghebbende is op 19 augustus 2013 uitgenodigd om de mondelinge behandeling van zijn zaak ter zitting van 24 oktober 2013 bij de Rechtbank bij te wonen. Belanghebbende heeft op 1 oktober 2013 de Rechtbank verzocht de mondelinge behandeling van zijn zaak uit te stellen. De Rechtbank heeft dit verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling bij faxbericht van 7 oktober 2013 afgewezen. Het onderzoek ter zitting bij de Rechtbank heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013, alwaar belanghebbende, zonder voorafgaande kennisgeving, niet is verschenen.
2.6.
De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend en geen omstandigheden gesteld of gebleken waren die grond zouden kunnen zijn voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1.
Tussen partijen is in geschil of het beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Bij ontkennende beantwoording is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Als ook die vraag ontkennend wordt beantwoord is in geschil of belanghebbende in 2008 voldeed aan het urencriterium.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt de eerste twee vragen ontkennend en de laatste vraag bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
3.3.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, ontvankelijkverklaring van het beroep en het bezwaar en vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4 Beoordeling van het geschil
Vooraf
4.1.
Belanghebbende heeft in zijn hoger beroepschrift erover geklaagd dat op zijn op 1 oktober 2013 gedane verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling van zijn zaak ter zitting van 24 oktober 2013 bij de Rechtbank niet is gereageerd. Belanghebbendes klacht faalt. Uit de stukken van het geding blijkt dat de Rechtbank op 7 oktober 2014 aan het door belanghebbende opgegeven faxnummer een faxbericht heeft verzonden, waarin zijn verzoek om uitstel voor de mondelinge behandeling van zijn zaak is afgewezen. Uit een - tot de gedingstukken behorend - afschrift van het faxrapport blijkt voorts dat dit faxbericht op het door belanghebbende opgegeven faxnummer ontvangen is. De Rechtbank heeft derhalve tijdig op het verzoek om uitstel van belanghebbende gereageerd.
Ontvankelijkheid
4.2.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 9 december 2011. Niet gesteld of gebleken is dat de uitspraak later dan die datum is bekendgemaakt. De termijn voor het instellen van bezwaar ving derhalve aan op 10 december 2011 en eindigde zes weken later op (vrijdag) 20 januari 2011. Het beroepschrift, dat door de Rechtbank is ontvangen op 25 april 2013, is derhalve niet tijdig ingediend.
4.3.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende gesteld dat de late indiening is te wijten aan een burn-out die hij heeft gehad. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft hij evenwel niet aannemelijk gemaakt dat deze gestelde burn-out zo ernstig en zo langdurig is geweest dat hij redelijkerwijs niet in staat was eerder dan 25 april 2013 een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar in te dienen. Belanghebbende heeft ter zake geen bewijs bijgebracht.
4.4.
Er zijn geen andere omstandigheden gesteld die grond zouden kunnen zijn voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
4.5.
Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.
5 Kosten
Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.
6 Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Bezemer als griffier.
De beslissing is op 19 augustus 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer,
(N.G.U. Bezemer) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 20 augustus 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: