4.1
In artikel 228a lid 1 van de Gemeentewet is bepaald:
“1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.”
4.2
Op 2 december 2010 heeft de raad van de gemeente Hoogeveen de Verordening rioolheffing 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op de in artikel 139, lid 1 en lid 2 onderdeel a van de Gemeentewet geregelde wijze bekendgemaakt op 22 december 2010. Ingevolge artikel 14, leden 2 en 3, van de Verordening is zij in werking getreden op de achtste dag na die van de bekendmaking en is de datum van ingang van de heffing 1 januari 2011. De Verordening luidt, voor zover hier van belang:
“
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. Perceel: een onroerende zaak of een gedeelte daarvan met de kadastrale oppervlakte, de toegekende oppervlakte, of de meegetaxeerde oppervlakte welke in het kader van de Wet WOZ is berekend;
b. (…)
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen, direct of indirect, teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en
(…)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven naar het aantal kadastrale of toegekende of meegetaxeerde vierkante meters grond.
2. (…)
Artikel 6 Tarieven
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar het aantal vierkante meters, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
De eigenarenheffing bedraagt:
a. van 0 m² doch niet groter dan 1.000 m2 € 43,50
b. (…)
c. groter is dan 1.000 m² doch niet groter dan 5.000 m²: € 43,50
vermeerderd met € 0,30 voor iedere 100 m² boven 1.000 m²;
d. groter is dan 5.000 m² doch niet groter dan 10.000 m²: € 55,50
vermeerderd met € 0,25 voor iedere 100 m² boven 5.000 m²;
(…)”
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijfsgedeelte een perceel is als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel a van de Verordening. Het Hof sluit zich aan bij dit gezamenlijke standpunt van partijen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat ingevolge artikel 1 aanhef en onderdeel a van de Verordening ook een gedeelte van een onroerende zaak een perceel kan zijn.
4.4.
Artikel 228a van de Gemeentewet bevat geen voorschriften over de belastingplicht, het belastbare feit, de heffingsmaatstaven, de tarieven en wat overigens voor de heffing en de invordering van de rioolheffing van belang is. De gemeenteraad is derhalve vrij om aan deze elementen van de rioolheffing in de desbetreffende belastingverordening de invulling te geven die hij wenst. Dit is slechts anders indien deze invulling leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever in formele zin bij de toekenning van de bevoegdheid om rioolheffingen in te voeren, niet op het oog kan hebben gehad. De raad van de gemeente Hoogeveen heeft, naar volgt uit artikel 3, lid 1, onderdeel a, van de Verordening, ervoor gekozen iedere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel te onderwerpen aan de daar als “eigenarendeel” aangeduide belasting. De belastingplicht is dus niet beperkt tot genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van percelen die zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering of anderszins profijt hebben van de in artikel 228a, lid 1, van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening genoemde activiteiten. Naar het oordeel van het Hof kan niet gezegd worden dat het achterwege laten van deze beperking leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing in de hiervoor bedoelde zin. Gelet op het een en ander is belanghebbende, nu vaststaat dat hij genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel in de zin van artikel 1 aanhef en onderdeel a van de Verordening, is naar het oordeel van het Hof terecht in de heffing van het “eigenarendeel” betrokken.
4.5.
Gesteld noch gebleken is dat de rioolheffing van de gemeente Hoogeveen is geheven voor een ander doel dan de bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de in artikel 228a, lid 1, van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening genoemde activiteiten of dat de opbrengst van de rioolheffing uitgaat boven de zo-even bedoelde kosten.