Verbintenissenrecht. Wie is gehouden de facturen te voldoen na inbreng van de eenmanszaak in een besloten vennootschap? Geen contract overname, maar wel contract vernieuwing
Rechtspraak.nl AR 2015/525 NJF 2015/298 OR-Updates.nl 2015-0135
arrest van de eerste kamer van dinsdag 24 maart 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. L.H. Haarsma, kantoorhoudend te Tynaarlo,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.C.J. Freijters, kantoorhoudend te Koekange.
1 Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
24 mei 2012 en 4 oktober 2012 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 januari 2013,
- herstelexploot van 11 februari 2013,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met productie).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De eis van [appellant] in hoger beroep luidt:
"vernietiging van het vonnis van de Rechtbank Groningen d.d. 4 oktober 2012 en (…)
I. [geïntimeerde] in haar vordering waarbij [appellant] hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor betaling van een bedrag ad € 7.306,87 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente aan [geïntimeerde],
niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vordering volledig af te wijzen als zijnde ongegrond.
II. [geïntimeerde] in haar vordering waarbij [appellant] hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor betaling van de kosten van [geïntimeerde], niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vordering volledig af te wijzen als zijnde ongegrond;
III. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties."
3 De feiten
3.1.
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1. (1.1. tot en met 1.4.) van voornoemd vonnis van 4 oktober 2012 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken. Het geschil in hoger beroep is beperkter in omvang dan het geschil in eerste aanleg, daarom zal het hof zich beperken tot de feiten die thans nog relevant zijn. Deze feiten luiden, met hetgeen verder is gesteld en onweersproken is gebleven, als volgt.
3.2.
Op 27 mei 2009 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] h.o.d.n. [bedrijfsnaam] een "Opdrachtbevestiging samenstellingsopdracht" gezonden. De brief is door [appellant], namens [bedrijfsnaam], voor akkoord getekend. In de brief staat onder meer vermeld:
"Deze brief is bedoeld om de voorwaarden van de aan ons verstrekte opdracht vast te leggen. U heeft ons opdracht gegeven de jaarafrekening van [bedrijfsnaam] over 2006 samen te stellen. Voor de goede orde en om misverstanden te voorkomen leggen wij de voorwaarden voor en de doelstelling van ons onderzoek hieronder schriftelijk vast alsmede de aard en de beperkingen van onze werkzaamheden.
(…)
Naast de samenstelling van de jaarrekening zullen wij voor u nog de volgende werkzaamheden verrichten:
-het verzorgen van de fiscale aangiften;
-het voeren van de financiële administratie;
-het voeren van de salarisadministratie.
(…)
Deze opdrachtbevestiging zal van kracht blijven totdat de opdracht wordt beëindigd, gewijzigd of vervangen door een andersoortige opdracht. Op onze dienstverlening zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing, waarvan u een exemplaar aantreft."
3.3.
In mei 2010 heeft [appellant] [bedrijfsnaam] (hierna: [bedrijfsnaam]) en [bedrijf X] (hierna: [bedrijf X]) opgericht. De eenmanszaak [bedrijfsnaam] is op 27 mei 2010 in [bedrijfsnaam]opgegaan. Vanaf dat moment is [geïntimeerde] haar facturen aan genoemde vennootschappen gaan sturen.
3.4
[geïntimeerde] heeft voor haar werkzaamheden, onder meer, de volgende facturen verzonden.
"Factuur nummer (…) Factuurbedrag Factuursaldo
4544 [bedrijf X]
119622 10-06-2010 (…) 66,38
Totaal openstaand bedrag voor debiteur 4544 66,38
4545 [bedrijfsnaam] B.V.
119870 08-07-2010 (…) 1.527,57
120074 10-08-2010 852,05
120182 08-09-2010 714,30
120426 07-10-2010 1.008,97
120547 10-11-2010 255,37
120776 07-12-2010 958,84
122054 05-05-2011 502,03
122172 10-05-2011 580,05
122417 08-07-2011 352,54
122979 02-02-2012 289,77
Totaal openstaand bedrag voor debiteur 4545 7.240,49"
3.5.
Partijen hebben een betalingsregeling afgesproken met betrekking tot de openstaande facturen. Er is een bedrag van € 7.306,87 onbetaald gelaten.
4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd [bedrijfsnaam], [bedrijf X] en [appellant] (hierna gezamenlijk [bedrijfsnaam]) primair hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.306,87, subsidiair [bedrijfsnaam]en [appellant], hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.240,49 en [bedrijf X] en [appellant] hoofdelijk te veroordelen tot een bedrag van € 66,38. Daarnaast heeft zij gevorderd [bedrijfsnaam] te veroordelen in de rente en proceskosten.
4.2.
[bedrijfsnaam] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Voorts hebben [bedrijfsnaam] een reconventionele vordering ingesteld en gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.950,00 en de proceskosten.
4.3.
De kantonrechter heeft, uitvoerbaar bij voorraad, in conventie [bedrijfsnaam] hoofdelijk veroordeeld om aan [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van € 7.306,87 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening. In reconventie zijn de vorderingen afgewezen. [bedrijfsnaam] zijn veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.
5 Behandeling van de grieven
5.1.
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil, zoals in grief 1 is verwoord, of [appellant] naast [bedrijfsnaam]en [bedrijf X] (hierna: de vennootschappen) moet worden beschouwd als opdrachtgever voor de werkzaamheden waar de facturen van [geïntimeerde] op zien en waarvan zij betaling heeft gevorderd. [appellant] heeft gesteld dat die werkzaamheden zijn verricht in opdracht en voor rekening van de vennootschappen en niet voor hem in privé en dat er geen reden is om hem hiervoor naast de vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk te houden. Hij voert hiertoe aan dat met de inbreng van [bedrijfsnaam] in
[bedrijfsnaam]de overeenkomst van [appellant] met de [geïntimeerde] mee is overgegaan. [geïntimeerde], zo stelt [appellant], heeft deze overdracht geaccepteerd en haar medewerking hieraan verleend door werkzaamheden te gaan verrichten voor de vennootschappen, facturen aan hen te sturen en een betalingsregeling met hen overeen te komen.
5.2.
Het hof overweegt als volgt. Voor zover [appellant] heeft beoogd te stellen dat er sprake is van contractsoverneming door [bedrijfsnaam]gaat dit niet op. Contractsoverneming is een driezijdige rechtshandeling. Voor de overdracht van de overeenkomst is onder meer een akte vereist tussen de overdragende en overnemende partij, waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze is opgemaakt.
5.3.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of er sprake is van
contractsvernieuwing in die zin dat na inbreng van de eenmanszaak in [bedrijfsnaam][geïntimeerde] in het vervolg haar werkzaamheden in opdracht en voor rekening van de vennootschappen zou gaan verrichten in plaats van voor [appellant]. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat er geen nieuwe opdrachtbevestiging is getekend, zodat de verdere werkzaamheden geacht moeten worden voort te vloeien uit de eerste opdracht en dat zij voorts niet heeft beoogd ermee in te stemmen dat [appellant] als haar contractspartij zou wegvallen.
5.4.
Volgens artikel 3:37 BW kunnen verklaringen, met inbegrip van mededelingen, in iedere vorm geschieden en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen. Instemming kan dus ook stilzwijgend worden gegeven en/of in gedragingen besloten liggen. [geïntimeerde] was op de hoogte van de inbreng van de eenmanszaak in [bedrijfsnaam], waardoor zij wist dat het belang van [appellant] bij de overeenkomst was komen te vervallen, nu de eenmanszaak waar [geïntimeerde] haar werkzaamheden voor verrichte niet langer bestond. [geïntimeerde] is vervolgens in opdracht van beide vennootschappen werkzaamheden gaan verrichten die betrekking hadden op de vennootschappen. [geïntimeerde] geeft immers zelf aan dat de vennootschappen hadden te gelden als feitelijk opdrachtgever (mva 7) anders gezegd; zij ontving de opdrachten van de vennootschappen. [geïntimeerde] is facturen aan de vennootschappen gaan zenden, met hen de contacten gaan onderhouden en heeft met hen een betalingsregeling getroffen. Het hof is van oordeel dat in voornoemde feiten en omstandigheden besloten ligt dat tussen partijen contractsvernieuwing heeft plaatsgehad en dat de vennootschappen, en niet langer [appellant], na inbreng van de eenmanszaak als contractspartij van [geïntimeerde] hadden te gelden. Dit leidt ertoe dat [appellant] niet is gehouden de facturen die betrekking hebben op de vennootschappen te voldoen. Voor zover werkzaamheden door [geïntimeerde] zijn verricht ten behoeve van de eenmanszaak [bedrijfsnaam] blijft [appellant] aansprakelijk voor betaling van de facturen op basis van de overeenkomst van 27 mei 2009.
5.5.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord een specificatie overgelegd van de factuur met nummer 119870 d.d. 8 juli 2010 en gesteld dat het grootste deel van de daar genoemde werkzaamheden ziet op de eenmanszaak. [geïntimeerde] wijst daarbij op de post "werkzaamheden boekhouding" van in totaal € 1.150,50 en de post doorberekende kosten met vermelding Fiscount ter hoogte van € 720,00 en € 540,00. Nu [appellant] hier nog niet op heeft kunnen reageren, zal hij bij akte in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over het gestelde met betrekking tot die posten.
Slotsom
5.6.
Het hof zal in afwachting hiervan iedere verdere beslissing aanhouden.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2015 teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het overwogene onder r.o. 5.5.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. B.J.H. Hofstee en mr. G. van Rijssen en uitgesproken door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier op dinsdag 24 maart 2015.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: