Ten tweede stelt [appellante] dat de kantonrechter ten aanzien van de vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst het beginsel van hoor- en wederhoor, althans het motiveringsbeginsel, heeft geschonden. [appellante] voegt hieraan toe dat op grond van artikel 6 EVRM ook schending van het motiveringsbeginsel tot een doorbreking van het appelverbod dient te leiden. [appellante] heeft deze stelling als volgt toegelicht.
Kort voor de mondelinge behandeling heeft [geïntimeerde] een omvangrijk verweerschrift met producties toegezonden. De berekening van de door [geïntimeerde] aangeboden vergoeding in productie 11 bevat volgens [appellante] een fout. De berekening vangt aan op 1 januari 2008, terwijl [appellante] al vanaf 1 januari 2007 managing director was, zodat de toegekende vergoeding (tenminste) met een maandsalaris van € 10.419,67 dient te worden verhoogd.
[appellante] kreeg de producties (bij verweerschrift) zo laat toegezonden dat zij daarop niet adequaat heeft kunnen reageren. De kantonrechter heeft het ter zitting door [appellante] gemaakte bezwaar tegen overlegging van de producties verworpen en vervolgens de toegekende vergoeding op basis van de foute berekening van [geïntimeerde] bepaald. Doordat de kantonrechter heeft nagelaten de producties ter zijde te stellen, heeft volgens [appellante] geen eerlijke en onpartijdige behandeling plaatsgevonden en is het beginsel van hoor en wederhoor veronachtzaamd.
Voorts betoogt [appellante] dat de kantonrechter bij de toekenning van de vergoeding van € 100.000,- het motiveringsbeginsel heeft geschonden. De beschikking geeft ten aanzien van de (berekening van de) vergoeding geen “sufficient clarity”, zoals artikel 6 EVRM eist.
In de beschikking is verzuimd een berekening van het bedrag van € 100.000,- op te nemen. Ook ontbreekt een motivering waarom de vergoeding is afgerond en waarom de kantonrechter het bedrag heeft afgerond op € 100.000,-.