[D] heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Hangende het hoger beroep is herhaaldelijk door belanghebbende en vertegenwoordigers van [D] gesproken over de afdoening van de kwestie. Dit heeft geresulteerd in een minnelijke regeling tussen belanghebbende en zijn dochter enerzijds, en [D] anderzijds. Deze minnelijke regeling is opgenomen in een brief van 18 april 2005, gericht aan belanghebbende en zijn dochter. De brief is ondertekend door de advocaat van [D] . Verder hebben belanghebbende en zijn dochter enerzijds en een directielid van [D] anderzijds, de brief voor akkoord ondertekend. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:
"Inmiddels heeft het Gerechtshof te Den Haag het vonnis van de rechtbank waarbij de vorderingen van mevrouw [C] zijn afgewezen bekrachtigd met veroordeling van mevrouw [C] in de kosten en zijn wij wachtend op de uitspraak van het Gerechtshof in de zaak tussen de heer [X] en [D] .
Inmiddels heb ik veelvuldig contact gehad met de heer [X] , die mede namens u, mevrouw [C] , sprak. Uiteindelijk hebben die contacten ertoe geleid, dat er tussen ons een minnelijke regeling tot stand is gekomen.
Deze minnelijke regeling houdt in, dat er door [D] aan u een bedrag groot € 250.000,-- (zegge: tweehonderdvijftigduizend Euro) betaald wordt en op verzoek van u gestort wordt op postrekeningnummer [000000] ten name van de Stichting [G] te [H] . Die minnelijke regeling houdt vanzelfsprekend ook in, dat wij in het midden laten wie er nu gelijk heeft.
Na betaling van dit bedrag hebben partijen niets meer van elkaar te vorderen, uit welke hoofde dan ook. Zo hoeft mevrouw [C] dus de kostenveroordeling die is uitgesproken door de rechtbank en het Hof niet te betalen en hoeft [D] verder niets meer te betalen aan de heer [X] ."