2.1
Belanghebbende heeft twee kinderen: [C], geboortedatum [in] 1984 (hierna: de zoon) en [D], geboortedatum [in] 1986 (hierna: de dochter).
2.2
De zoon heeft het gehele jaar 2009 hetzelfde woonadres als belanghebbende aan de [a-straat] te [Z]. Hij heeft over 2009 als inkomsten genoten een bedrag van € 16.544 en beschikte over banksaldi tot een totaalbedrag van € 3.739 op 1 januari 2009 en € 4.866 op 31 december 2009. In 2009 studeerde de zoon en had hij een studieschuld van € 9.057,07.
2.3
De dochter heeft het gehele jaar 2009 als woonadres [b-straat] 30E te [L]. Zij heeft over 2009 als inkomsten genoten een bedrag van € 10.157 en beschikte over banksaldi tot een totaalbedrag van € 3.100 op 1 januari 2009 en € 9.106 op 31 december 2009. Zij had vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009 recht op studiefinanciering en heeft gedurende die periode een (HO/BO) prestatiebeurs genoten.
2.4
Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar met behulp van het digitale aangifteprogramma van de Belastingdienst aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.442. In die aangifte heeft zij voor de zoon en de dochter aftrek van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar verzocht. Zij heeft voor de zoon een bedrag van € 2.800 en voor de dochter een bedrag van € 4.200 verzocht. Het totaal verzochte bedrag was € 7.000.
2.5
Na het indienen van de aangifte heeft belanghebbende in de aanslagregelende fase gesprekken gehad met de Belastingdienst over de door haar verzochte aftrek, één keer telefonisch en tweemaal ten kantore van de Belastingdienst.
2.7
In de toelichting in het digitale aangifteprogramma bij dit onderwerp is het volgende vermeld:
Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar
Had u in 2009 een kind jonger dan 30 jaar dat niet in staat was om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien? Kreeg u geen kinderbijslag voor dit kind? En had dat kind geen studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten? Dan kunt u de uitgaven voor levensonderhoud onder bepaalde voorwaarden aftrekken.
De volgende uitgaven mag u niet meetellen als uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen:
- Uitgaven voor ziekte
(…)
Voorwaarden voor aftrek uitgaven levensonderhoud
U kunt per kalenderkwartaal aftrek krijgen van uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar. U moet dan bij het begin van het kwartaal voldoen aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn:
-
Uw kind was aan het begin van het kwartaal jonger dan 30 jaar.
-
Uw kind kon in dat kwartaal niet zelf in zijn levensonderhoud voorzien.
-
In dat kwartaal kreeg niemand in uw huishouden kinderbijslag of een vergelijkbare buitenlandse uitkering voor dit kind.
-
Uw kind kon in dat kwartaal geen studiefinanciering, tegemoetkoming in de studiekosten of een vergelijkbare (buitenlandse) regeling krijgen.
-
Uw uitgaven voor het levensonderhoud waren voor dit kind in dat kwartaal minimaal € 408. Het moet gaan om uitgaven waarvoor u geen vergoeding kreeg. Als u een fiscale partner had, dan mag u de uitgaven van uw fiscale partner meetellen.
Uw situatie verandert
Verandert uw situatie tijdens een kwartaal, dan houdt u daar pas rekening mee in het eerstvolgende kwartaal. Voldoet u aan het begin van een kwartaal aan de voorwaarden voor aftrek levensonderhoud van kinderen? Dan mag u het vaste aftrekbedrag in dat kwartaal aftrekken. In de Tabel kwartaalbedrag uitgaven voor levensonderhoud kinderen vindt u het vaste bedrag dat u per kwartaal per kind mag aftrekken.
Eigen inkomen of vermogen kind
Had uw kind voldoende inkomen of vermogen om in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien? Dan kunt u de kosten voor levensonderhoud niet aftrekken.
Voorbeelden (bedragen zijn kwartaalbedragen)
Nodig voor levensonderhoud
|
Inkomen kind
|
Uw bijdrage
|
Recht op aftrek?
|
€ 1.500
|
€ 0
|
€ 1.500
|
Ja
|
€ 1.500
|
€ 1.000
|
€ 1.500,
waarvan € 500 noodzakelijk was
|
Ja
|
€ 1.500
|
€ 1.300
|
€ 1.500,
waarvan € 200 noodzakelijk was
|
Nee
|
Voorbeeld 1
De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft geen eigen inkomen. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren minimaal € 408 per kwartaal. U krijgt de aftrek.
Voorbeeld 2
De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft een eigen inkomen van € 1.000. U betaalt € 1.500 - € 1.000 = € 500 per kwartaal. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren minimaal € 408 per kwartaal. U krijgt de aftrek.
Voorbeeld 3
De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft een eigen inkomen van € 1.300. U betaalt € 1.500 - € 1.300 = € 200 per kwartaal. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren lager dan € 408 per kwartaal. U krijgt geen aftrek.
Tabel kwartaalbedrag van uitgaven voor levensonderhoud
Leeftijd kind aan het begin van het kwartaal
|
Kosten voor levensonderhoud
|
Aftrekbaar
|
Jonger dan 6 jaar
|
Minimaal € 408 per kwartaal
|
€ 290
|
Van 6 tot 12 jaar
|
Minimaal € 408 per kwartaal
|
€ 350
|
Van 12 tot 18 jaar
|
Minimaal € 408 per kwartaal
|
€ 410
|
Van 18 tot 30 jaar
|
Minimaal € 408 per kwartaal
|
€ 350
|
Van 18 tot 30 jaar
|
Meer dan 50% bijdrage in de totale kosten
en minimaal € 700 per kwartaal
|
€ 700
|
Van 18 tot 30 jaar en het kind is uitwonend
|
90% of meer bijdrage in de totale kosten
en minimaal € 1.050 per kwartaal
|
€ 1.050
|
2.8
In hoger beroep heeft belanghebbende een specificatie van de door haar gedane uitgaven van de zoon verstrekt. Deze bedraagt € 6.239,45. Tot een bedrag van € 4.486 bestrijdt de Inspecteur deze kosten niet.