2.2
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 16 mei 2014 onder andere het volgende geschreven:
“U hebt verzocht om voor de uitspraak op bezwaar te worden gehoord. Tegelijk met de inpandige opname vindt de hoorzitting plaats.
(deze werkwijze heeft als juridische grondslag de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ->, ECLI:NL:GHARL:2014:236 van 14-01-2014, 13/00485).
U (en uw cliënt) worden daarbij in de gelegenheid gesteld aanvullende grieven naar voren te brengen.
De inpandige opname en hoorzitting vinden plaats op :
Dinsdag 3 juni 2014 tussen 08.00 – 09.00 uur.”
2.4
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 26 mei 2014, verzonden op 27 mei 2014, onder andere het volgende geschreven:
“Met uw brief van 20 mei 2014 geeft u aan het niet eens te zijn met de door mij, namens de
taxateur, geplande hoorzitting en inpandige opname inzake de onroerende zaak [a-straat] 1 te
[Z] .
Zoals de Hoge Raad heeft besloten met de uitspraak van 15 mei 2009
(ECLI:NL:HR:2009:BI3751) bepaald [sic] de heffingsambtenaar de plaats en tijdstip van een
hoorzitting. U en uw cliënt zijn hiervoor met mijn brief van 16 mei 2014 uitgenodigd.
De reden van de inpandige opname is mede gelegen in de opmerkingen die u zelf in uw
bezwaarschrift noemt, zoals de onlogische indeling van het object, aanwezigheid van
asbest in het dakbeschot en de situatie op de zolder. De gemeentelijk taxateur wil de
opname in het kader van een goede afhandeling van uw bezwaar combineren met een
hoorzitting.
Uiteraard krijgt u en/of cliënt ruim de gelegenheid uw standpunten toe te lichten, deze
worden dan meegewogen bij de uiteindelijke beslissing op uw bezwaar. Dit is naar mijn
mening een efficiënte werkwijze.
Uw opmerking dat ik met uw cliënt een afspraak kan maken voor een taxatie, kan ik
overigens niet plaatsen. Die afspraak heb ik immers gemaakt met mijn brief van 16 mei
2014 aan u en uw cliënt inzake de hoorzitting en inpandige opname.
Uw reactie is dan ook geen reden mijn standpunt in deze te wijzigen.
De aangekondigde hoorzitting en inpandige opname op dinsdag 3 juni 2014 vinden dan
ook doorgang zoals gepland. U bent daarvoor reeds uitgenodigd.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat volgens artikel 50 van de Algemene wet inzake
Rijksbelastingen - dat ingevolge artikel 30 van de Wet WOZ van toepassing is voor het
bepalen van de WOZ-waarde - is bepaald dat degene die een gebouw of grond in gebruik
heeft verplicht is desgevraagd toegang te verlenen aan een door de heffingsambtenaar
aangewezen deskundige (dat is in dit geval de taxateur).”
2.5
Bij brief van 1 juni 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbenden als volgt gereageerd:
“Belanghebbende gaat niet akkoord met de door u bepaalde dan wel voorgestelde, naar
belanghebbende begrijpt, onlosmakelijke combinatie van inpandige opname en hoorzitting.
Uw verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2009:BI3751) omtrent de
bepaling door de heffingsambtenaar van tijd en plaats van een hoorzitting kan u niet baten.
Immers, een bestuursorgaan kan, naar maatschappelijke opvatting dan wel naar
rechtsopvatting, slechts een plaats voor een hoorzitting aanwijzen indien dat bestuursorgaan
met betrekking tot die beoogde plaats van hoorzitting, de betreffende beschikkingsbevoegdheid dan wel de betreffende zeggenschap dan wel de betreffende toestemming voor het betreffende feitelijk gebruik heeft verkregen.
De gemeente Bronckhorst heeft niet de betreffende beschikkingsbevoegdheid dan wel de
betreffende zeggenschap dan wel de betreffende toestemming tot het betreffende feitelijk
gebruik met betrekking tot de onroerende zaak van belanghebbende, gelegen aan [a-straat] 1
te [Z] , voor het houden van een dergelijke hoorzitting.
Immers, belanghebbende heeft in het geheel geen toestemming verleend voor het houden van
een hoorzitting op het opgemelde adres.
Belanghebbende heeft de behartiging van haar belangen ter zake aan een gemachtigde en
eventuele deskundige(n) overgedragen omdat zij van opvatting is dat zij de benodigde
deskundigheid ter zake ontbeert en zelf dus niets ter zake naar voren heeft te brengen dan wel
heeft toe te voegen.
Belanghebbende is, onder meer, op grond van bovenstaande van opvatting dat de door u
aangekondigde onlosmakelijke combinatie van inpandige opname en hoorzitting op de door u
eenzijdig bepaalde datum van 3 juni 2014 om 08:00 uur ’s morgens geen doorgang kan vinden.
Een dergelijk afspraak voor 3 juni 2014 om 08:00 uur op het adres [a-straat] 1 te [Z]
bestaat naar de opvatting van belanghebbende dus helemaal niet.
Het heeft, naar de opvatting van belanghebbende, dan ook geen zin dat u zich op bovengenoemde datum en tijdstip op bovengenoemd adres meldt.
Belanghebbende verleent (vanzelfsprekend) aan de gemeente Bronckhorst wel toestemming
voor een inpandige opname waarvoor nog, in onderling overleg tussen belanghebbende en
gemeente, een voor beiden passende afspraak omtrent datum en tijd kan worden gemaakt.
Belanghebbende zal tijdens die inpandige opname geen vragen van de taxateur of van anderen van de gemeente Bronckhorst beantwoorden, immers, belanghebbende is van opvatting dat zij de benodigde deskundigheid ter zake ontbeert en dat zij daarom een gemachtigde en eventuele deskundige(n) heeft ingeschakeld en zelf dus niets ter zake naar voren heeft te brengen dan wel heeft toe te voegen.
De laatste alinea van uw brief omtrent, onder meer, art. 50 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, is voor belanghebbende onbegrijpelijk.
Immers, er is in mijn vorige brief aan u reeds toestemming met betrekking tot het uitvoeren
van een inpandige opname door de gemeente verleend en wel op een nog nader, in onderling
overleg tussen belanghebbende en gemeente, vast te stellen datum en tijd.
Belanghebbende ziet daarom uit naar uw voorstellen omtrent een passende datum en tijd voor
een inpandige opname.
Ik zie als gemachtigde uit naar uw voorstellen omtrent een passende datum en tijd voor de
hoorzitting op een plaats anders dan de onroerende zaak van belanghebbende en waarvoor de
gemeente direct contact met mij als gemachtigde kan opnemen omdat ik de belangen van
belanghebbende ter zake behartig.”