De in eerste aanleg gevorderde hoofdsom bedroeg € 67.432,47 en was het restant van een hogere hoofdsom inclusief rente tot 10 juli 2012 en incassokosten, waarop gedeeltelijk was betaald. De kantonrechter heeft van dat restant € 38.766,26 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf dagvaarding en met € 1.190,- buitengerechtelijke incassokosten.
Van het restant van € 67.432,47 is derhalve € 28.666,21 (waarin begrepen rente tot 10 juli 2012 en buitengerechtelijke kosten) afgewezen.
In hoger beroep vordert Stichting Bpf Beroepsvervoer vernietiging van het vonnis in conventie voor zover haar vordering is afgewezen (en zoals verwacht mag worden dus met instandhouding van het vonnis voor zover haar vordering is toegewezen). Vervolgens vordert zij niet slechts betaling van het afgewezen deel van haar vordering, maar betaling van een bedrag dat, ondanks het al toegewezene, hoger is dan het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Uit het slot van punt 10 van de memorie van antwoord in incidenteel appel blijkt evenwel dat Stichting Bpf Beroepsvervoer bij de omvang van haar in hoger beroep vermeerderde eis geen rekening heeft gehouden met het reeds door de kantonrechter toegewezen, en inmiddels door [Transportbedrijf] betaalde, bedrag. Ook gaat zij in de specificatie van haar vordering in appel niet meer uit van een totaalbedrag inclusief rente en kosten waarop latere betalingen in mindering strekken, maar van de afzonderlijke posten. Het hof constateert dat Stichting Bpf Beroepsvervoer hiermee, voor wat reeds gedane betalingen betreft, de volgorde loslaat van art. 6:44 BW. Het hof zal Stichting Bpf Beroepsvervoer hierin volgen, maar daaraan wel consequenties verbinden voor wat betreft de gevorderde rente en kosten.
Per saldo komt de vordering in hoger beroep na vermeerdering van eis dus, mede gelet op de randnummers 21 tot en met 27 van de memorie van grieven, neer op € 62.398,31 aan premie plus € 6.573.04 wettelijke rente tot 10 juli 2012 plus € 1.785,- buitengerechtelijke incassokosten, maar minus het door de kantonrechter toegewezen bedrag van € 38.766,26 met wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2012 en minus € 1.190,- incassokosten, ofwel:
€ 23.632,05 premie, € 595,- incassokosten en een rentepost. Het hof merkt op dat in deze berekeningswijze het door [Transportbedrijf] schuldig erkende bedrag uitsluitend als premieschuld wordt aangemerkt. Dat is in lijn met het oordeel van de kantonrechter (die over dat bedrag immers nog rente en incassokosten heeft toegekend) en daartegen heeft [Transportbedrijf] niet gegriefd, zodat het hof ervan uitgaat dat dit in de optiek van [Transportbedrijf] ook juist is.