Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 22 april 2015, met dien verstande dat tussen de alinea’s die beide beginnen met “veroordeelt de gedaagde partij” de navolgende dicta worden toegevoegd:
ontbindt de tussen GroenWest en [geïntimeerde] bestaande huurovereenkomsten met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] en de garage aan de [adres 2] te [woonplaats];
veroordeelt [geïntimeerde] om uiterlijk 1 maart 2016 de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] en de garage aan de [adres 2] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten, met al het hare en al de personen die zijdens haar in de woning en garage verblijven en de woning en garage ter vrije en algehele beschikking van GroenWest te stellen onder afgifte van de sleutels aan GroenWest;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan GroenWest van een bedrag van € 289.57 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] en de garage aan de [adres 2] te [woonplaats] aan GroenWest te betalen ter hoogte van € 719,82 per maand voor de woning en van € 87,50 per maand voor de garage tot de dag van ontruiming, waarbij een ingegane maand wordt gerekend als een gehele maand;
en verder rechtdoende in hoger beroep:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan GroenWest van een bedrag van € 1.605,03 wegens niet betaalde huur over de maanden juni en juli 2015, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van GroenWest vastgesteld op € 805,14 wegens verschotten en op € 632,00 voor salaris advocaat volgens het liquidatietarief;
verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.L.R. Wefers Bettink, F.J. de Vries en J.G.J. Rinkes, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.