In afwijking van het bepaalde in artikel 11, lid 1, letter b, onder 5, Wet OB heeft de staatssecretaris in Mededeling 45 – het besluit van 10 april 1996, nr. VB96/354, zoals dit is gewijzigd bij besluit van 24 maart 1999, nr. VB99/571 – goedgekeurd dat verhuurder en huurder mogen afzien van het indienen van een optieverzoek, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a in de, door partijen ondertekende, huurovereenkomst is, onder verwijzing naar deze regeling, duidelijk vermeld dat de verhuur belast is met omzetbelasting en is tevens vermeld de ingangsdatum van de belaste verhuur;
b bij de huurovereenkomst is een door de huurder ondertekende verklaring gevoegd – desgewenst kan de verklaring onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst – waaruit blijkt dat hij de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 Wet OB bestaat;
c in de huurovereenkomst is opgenomen een omschrijving van de onroerende zaak met plaatselijke en kadastrale aanduiding alsmede de datum van aanvang van het boekjaar van de huurder;
d alle hiervoor onder de letters a tot en met c vermelde bescheiden, worden door de verhuurder in de administratie opgenomen, in dit verband zij verwezen naar artikel 34a Wet OB.
Verder is in dit besluit opgemerkt dat bij toepassing van deze goedkeuring artikel 11, lid 1, letter b, onder 5, Wet OB juncto artikel 6a Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 onverkort van toepassing blijven, behoudens het vermelde inzake het indienen van een optieverzoek alsmede het afgeven van een beschikking.