In de onderhavige zaak was de vader naar het oordeel van het hof bij het indienen van zijn verzoek onvoldoende bekend met het begrip curatele en de voor hem daaraan verbonden verplichtingen als curator.
Zoals ter zitting is gebleken heeft de vader enkel op het advies van de school van zijn zoon de ondercuratelestelling verzocht, zonder zich te hebben verdiept in wat dit inhoudt, waarbij hij in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat deze ondercuratelestelling gelet op de leeftijd van zijn zoon in de gegeven situatie verplicht was.
Het hof constateert verder dat het formulier "verzoek tot ondercuratelestelling" niet op de juiste wijze is ingevuld. Ook acht het hof van belang dat de vader ter zitting in eerste aanleg - zoals blijkt uit het proces-verbaal van 5 februari 2016 - de vraag van de kantonrechter of de vader zich heeft ingelezen wat curatorschap inhoudt ontkennend heeft beantwoord.
Door de ouders is ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij al snel na de beschikking van de kantonrechter, nadat zij zich hadden georiënteerd op wat deze maatregel eigenlijk inhield, tot inzicht kwamen dat de ondercuratelestelling van hun zoon, gegeven zijn situatie, vooralsnog niet noodzakelijk was/is en dat het op dit moment, naast alle zorg die binnen het gezin al aan betrokkene wordt verleend, een te vergaande en een voor het hele gezin van de betrokkene te belastende maatregel is vanwege de verplichtingen die aan het curatorschap zijn verbonden. Zij verzoeken het hof dan ook door middel van dit hoger beroep de fout te mogen herstellen.
Onder deze omstandigheden kan ervan worden uitgegaan dat de vader de maatregel niet daadwerkelijk heeft gewild en gaat het naar het oordeel van het hof te ver om in hoger beroep te constateren dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij in eerste aanleg heeft gekregen wat hij heeft verzocht. Het hof zal daarom hierna overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.