Het hof bepaalt de billijke vergoeding in dit geval op € 25.000,- bruto. Het hof heeft bij de bepaling van dat bedrag in het bijzonder de volgende omstandigheden meegewogen.
Bij een opzegging zou JVH op grond van artikel 7:672 lid 2 sub b BW een opzegtermijn van twee maanden in acht hebben moeten nemen. Gedurende die termijn zou [verzoeker] zijn salaris met toeslagen en bonus als vestigingsmanager, naar JVH onbetwist heeft gelaten € 3.295,95 bruto per maand, hebben ontvangen.
Voors zou [verzoeker] bij een opzegging van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:673 BW aanspraak hebben gehad op de transitievergoeding. JVH heeft een beroep gedaan op een van de gronden waarop geen transitievergoeding verschuldigd is. Weliswaar kan [verzoeker] worden verweten dat hij niet overeenkomstig de voorschriften in het reglement Kwaliteitssysteem, Boekingen REAC het gevonden geld heeft geboekt, maar dat handelen, waarvoor aan [verzoeker] niet eerder een waarschuwing is gegeven en in algemene zin in de audit rapportage voor de gehele vestiging geen topprioriteit is gegeven, levert geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW op. [verzoeker] heeft de transitievergoeding gesteld op
€ 7.308,- bruto en dat is niet door JVH bestreden, zodat het hof van dat bedrag zal uitgaan.
Het hof weegt eveneens mee dat het ontslag op staande voet voor [verzoeker] een diffamerend karakter heeft.
JVH heeft een beroep op matiging van de aan [verzoeker] toe te kennen billijke vergoeding gedaan, maar heeft de grondslag voor dat beroep niet gegeven en dat beroep niet van een behoorlijke toelichting voorzien, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Het hof zal het bedrag van € 25.000,- bruto aan billijke vergoeding toewijzen, vermeerderd met de verzochte wettelijke rente, waartegen door JVH geen verweer is gevoerd.