Het hof is van oordeel dat B&S c.s. niet in deze bewijsopdracht zijn geslaagd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De getuige [X] heeft verklaard dat hij de voorzet tot het protocol heeft opgesteld, omdat B&S c.s. ten aanzien van de huurpanden die zij van Eurocommerce hadden aangekocht, voortdurend met verrassingen werden geconfronteerd. De bedoeling van het protocol was dat daarmee voor eens en altijd duidelijk werd dat Eurocommerce alles wat, in de meest ruime zin, betrekking had op de huurders van panden, bij B&S c.s. op tafel moest doen komen.
Het hof acht op grond van deze verklaring aannemelijk dat [X] en daarmee B&S c.s. de bedoeling had dat alle informatie over de aangekochte panden op straffe van verbeurte van een dwangsom door Eurocommerce aan B&S c.s. moest worden meegedeeld. Het komt erop aan of dit ook door Eurocommerce zo is begrepen dan wel had moeten worden begrepen, en dat Eurocommerce vervolgens daarmee heeft ingestemd dan wel geacht moet worden te hebben ingestemd.
[X] heeft over de boeteclausule in dat kader nog verklaard dat hij met de heer [Z] van Eurocommerce telefonisch had gesproken over het gehele protocol en dat de heer [Z] in dat telefoongesprek een opmerking had gemaakt over de hoogte van de boete, maar [X] voegde daar aan toe: "Over de omvang van de clausule, over de vraag waar die boete precies betrekking op zou hebben is in dit telefoongesprek niet expliciet gesproken". Ook tijdens de bespreking in het etablissement "De Roskam" - die voorafging aan de ondertekening van het protocol - is volgens [X] het artikel met de boeteclausule niet gewijzigd. Voor zover [X] zich herinnert is de boeteclausule slechts één keer, in het hiervoor al gememoreerde telefoongesprek, aan de orde geweest.
Het hof kan uit de verklaring van de getuige [X] dan ook niet afleiden dat tussen partijen nader is gesproken over de omvang en strekking van de boeteclausule en dat de ruime opvatting die [X] over de werking van deze door hem opgestelde clausule huldigde, is gedeeld met Eurocommerce.