De vordering van MF (als opgenomen in de memorie van grieven) luidt:
"I. Het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen, van 13 november 2013 met rolnummer C/19/95305/HA ZA 12-267 tussen appellante en geïntimeerde - met uitzondering van de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van incassokosten - te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de bij voornoemde rechtbank in eerste aanleg ingestelde vorderingen van appellante alsnog toe te wijzen en de in eerste aanleg ingestelde vorderingen van geïntimeerde alsnog af te wijzen;
II. geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellante ter uitvoering van het bestreden vonnis van de rechtbank aan geïntimeerde heeft voldaan, binnen 14 dagen na dagtekening van het arrest aan appellante terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn tot de dag van algehele terugbetaling;
III. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg bij de rechtbank, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het arrest en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf bedoelde termijn tot de dag van algehele voldoening;
IV. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep bij Uw
Gerechtshof, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,- zonder betekening,
dan wel € 191,- in het geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het arrest en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf bedoelde termijn tot de dag van
algehele voldoening."
3. De feiten
Tussen partijen staan de volgende feiten vast, voor zover in hoger beroep van belang.
Het hof heeft bij deze vaststelling rekening gehouden met grief 1 die betrekking heeft op de feitenvaststelling door de rechtbank en met grief 3 die richt zich tegen een kennelijke schrijffout in het vonnis, zodat MF bij een verdere bespreking van die grieven geen belang heeft.