WAHV 200.155.590
22 april 2016
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 25 juli 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “parkeren op parkeergelegenheid met ander doel dan aangegeven wijze”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 december 2012 om 15.17 uur op de Korenaarstraat te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat hij het bord en de stroompaal niet had gezien, waaruit bleek dat de parkeerplaats bestemd was voor elektrische voertuigen. De parkeerplaats lijkt op een gewoon parkeervak. Op andere plaatsen is het duidelijker aangegeven. Die dag waren alle parkeerautomaten afgesloten. Hij heeft zijn auto slechts korte tijd geparkeerd.
De betrokkene heeft foto's van de situatie ter plekke en van andere parkeerplaatsen, bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen, overgelegd.
3. De onder 1. genoemde gedraging is een overtreding van artikel 24 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel houdt in, voor zover van belang:
“1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
d. op een parkeergelegenheid:
(…)
2°. op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven
4. Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E9 of E11 tot en met E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd."
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, dat de verbalisant heeft gezien dat het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum tijd en plaats stond geparkeerd met een ander doel dan aangegeven.
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het proces-verbaal van 20 juni 2013 houdt onder meer het volgende in:
"Ik zag dat de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd op een parkeergelegenheid bestemd voor het opladen van elektrische motorvoertuig (bord E4 van toepassing). Hierbij voeg ik foto's toe van het bord en de markering die ter plaatse is."
Uit de bij dit proces-verbaal gevoegde foto blijkt dat het voertuig staat geparkeerd recht onder een bord E4 met onderbord "opladen elektrische voertuigen" en dat hierbij een oplaadpunt aanwezig is.
7. Gelet op de bovengenoemde verklaringen en in aanmerking genomen dat de betrokkene de gedraging niet ontkent, is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Derhalve dient het hof te beoordelen of er redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te verlagen.
8. Het hof overweegt hiertoe dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op de aanwezige bebording. Voorts mag van bestuurders die gebruik willen maken van een parkeerplaats worden verwacht dat zij - eventueel na te zijn uitgestapt - de nodige moeite doen om zich ervan te vergewissen dat het parkeren op de gekozen parkeerplaats is toegestaan. Kennelijk heeft de betrokkene dat nagelaten.
9. Het hof stelt op basis van de door de betrokkene en de verbalisant aangeleverde foto’s vast dat voldoende duidelijk is aangegeven dat de parkeerplaats in kwestie alleen bedoeld is voor het opladen van elektrische voertuigen. Het geplaatste bord E4 met onderbord volstaat om de parkeerplaats als zodanig te markeren. Aanvullende aanduidingen, zoals een kruis in de bestrating of een speciale tegel, zijn niet vereist, terwijl uit de door de betrokkene overgelegde foto overigens nog wel blijkt dat op de betreffende parkeerplaats een tegel was aangebracht met daarop een P en een stekker. Dat de betrokkene het bord en deze tegel niet heeft waargenomen is dan ook een omstandigheid die voor zijn rekening en risico dient te blijven.
10. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de sanctie achterwege moet blijven dan wel dat het bedrag van de sanctie gematigd dient te worden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard.
11. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.