3.1
[appellante] heeft in conventie, zakelijk weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gevorderd, een verklaring voor recht dat zij rechtsgeldig de vernietiging van het ontslagbesluit van de buitengewone (onbevoegdelijk bijeengeroepen) algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van 26 maart 2014 heeft ingeroepen dan wel dat de rechtbank het besluit alsnog vernietigt op grond van artikel 2:15 lid1 sub a BW, alsmede dat de rechtbank DGT veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 99.102,63, incl. btw, aan onbetaald gelaten facturen vermeerderd met de wettelijke handelsrente, van een bedrag van € 1.766,03 aan buitengerechtelijke kosten en van de proceskosten, waaronder de beslag- en nakosten.
3.2
In reconventie heeft DGT gevorderd dat de rechtbank, bij uitvoerbaar verklaard vonnis:
1. voor recht verklaart dat [appellante] toerekenbaar tekort is gekomen in de
uitvoering van de overeenkomst;
2. de door [appellante] ten laste van DGT gelegde beslagen opheft;
3. voor recht verklaart dat [appellante] geen commissaris, c.q. geen commissaris
meer is van DGT;
4. voor recht verklaart dat het aanstellingsbesluit om [appellante] tot gedelegeerd
commissaris te benoemen nietig is;
5. voor recht verklaart dat als gevolg daarvan de overeenkomst van opdracht nietig is,
althans vernietigbaar is, als gevolg waarvan als opdrachtnemer van DGT heeft te
gelden [de directeur] in privé;
6. [appellante] veroordeelt tot betaling van € 39.850,75 ter zake de door DGT
betaalde facturen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag
en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, dan
wel de wettelijke rente vanaf de datum dat het desbetreffende factuurbedrag aan
[appellante] is overgemaakt, dan wel een in goede justitie te bepalen datum tot
aan de datum van algehele voldoening;
7. [appellante] veroordeelt tot betaling primair van € 187.833,31, subsidiair een
bedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren. meer subsidiair
nader op te maken hij staat en te vereffenen conform de wet;
8. [appellante] veroordeelt tot betaling van de door DGT verschuldigde
onmiddellijk opeisbare boete, vanwege overtreding van het boetebeding ad
€ 50.000;
9. [appellante] veroordeelt tot betaling van de advieskosten, voorlopig begroot op
€ 100.000, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen
conform de wet;
10. [appellante] veroordeelt tot betaling van de schade die DGT heeft geleden als
gevolg van het wanpresteren van [appellante] , ad € 2.000.000, subsidiair voor
een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren. meer subsidiair
nader op te maken bij staat en te vereffenen conform de wet,
11. [appellante] verbiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom de
bankgarantie die als gevolg van het ten laste van DGT gelegde conservatoir
(derden)beslag werd afgegeven in te roepen c.q. te executeren en gebiedt dat de
bankgarantie binnen twee dagen na dit vonnis wordt teruggezonden aan DGT;
12. [appellante] veroordeelt tot betaling van de kosten die de bankinstelling in
rekening brengt vanwege het afgeven van de bankgarantie, althans een door de
rechtbank in goede Justitie te bepalen bedrag;
13. [appellante] veroordeelt in de kosten van deze procedure, buitengerechtelijke
kosten en de nakosten;
14. [appellante] veroordeelt in de wettelijke rente over de (buitengerechtelijke)
proceskosten indien zij deze kosten niet binnen tien dagen na dagtekening van het
vonnis heeft voldaan.