GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.174.202/01
(zaaknummer rechtbank Assen 3352467 CV EXPL 14-7225)
arrest van 30 augustus 2016
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. M.A. Vrieling, kantoorhoudend te Eindhoven,
1 V.O.F. [naam VOF/geintimeerde 1] ,
tevens h.o.d.n. [handelsnaam vof] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [handelsnaam vof],
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 3],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden] . ,
advocaat: mr. N. Bouwman, kantoorhoudend te Assen.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 9 juli 2015,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellante] luidt:
"Dat het Uw Gerechtshof moge behagen het vonnis d.d. 14 april 2015 van de rechtbank Noord-Nederland, kamer voor Kantonzaken, zittingsplaats Assen d.d. 14 april 2015 met zaakkenmerk / rolnummer: 3352467/ CV EXPL 14-7225, gewezen in conventie en in reconventie tussen appellante als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie en geïntimeerde als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie, te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vorderingen van appellante in eerste aanleg alsnog volledig toe te wijzen en de vorderingen van geïntimeerden in reconventie niet ontvankelijk te verklaren, althans hen deze als ongegrond te ontzeggen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, daaronder begrepen de kosten van voormelde advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen arrest;
2. met (hoofdelijke) veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties, daaronder begrepen de kosten van voormelde advocaat, (des dat de een betalende de ander voor dat bedrag zal zijn gekweten), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest."
4 Het geschil en de beoordeling van de (overige) grieven
4.1
[appellante] heeft gevorderd dat [handelsnaam vof] wordt veroordeeld tot betaling van het aankoopbedrag van de jurk, te vermeerderen met kosten en rente. Zij heeft daartoe gesteld dat de jurk onherstelbaar is beschadigd door de aanpassingen die [handelsnaam vof] heeft verricht (hierna 'verstelwerk' te noemen) zonder daartoe opdracht te hebben gehad. Zij beroept zich op de door [handelsnaam vof] gegeven garantie. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, kort gezegd omdat [handelsnaam vof] redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [appellante] akkoord ging met het voorstel om, in verband met slijtage aan de randen, een aantal lagen van de jurk van een sierrand te voorzien. De grieven komen vanuit diverse invalshoeken tegen dat oordeel op. Het standpunt van [appellante] komt er ook in hoger beroep op neer dat zij de jurk onbeschadigd bij [handelsnaam vof] heeft afgeleverd en dat zij daarna - anders dan de kantonrechter heeft aangenomen - uitsluitend de reiniging van de bruidsjurk met [handelsnaam vof] is overeengekomen.
4.2
Bij de beantwoording van de vraag of de verstelwerkzaamheden zijn overgekomen, komt het aan op de zin die partijen ter zaken over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3
Het hof stelt vast dat [appellante] op geen enkel moment uitdrukkelijk heeft ingestemd met het door [handelsnaam vof] beschreven verstelwerk. Uit de mailwisseling tussen partijen heeft [handelsnaam vof] dat ook niet kunnen afleiden. Toen [appellante] op
26 september 2013 om een duidelijke prijsopgave vroeg, refereerde zij immers aan een mail van [handelsnaam vof] waarin uitsluitend over het reinigen van de jurk werd gesproken. In antwoord hierop spreekt [handelsnaam vof] over een prijs voor het reinigen van € 750,- respectievelijk € 125,-. In die mail is een onderscheid gemaakt tussen reiniging en verstelwerk. In verband met dat laatste wordt over arbeidsuren gesproken, zonder dat duidelijk wordt gemaakt of die uren in de prijs voor het reinigen zijn inbegrepen, dan wel of die uren afzonderlijk zullen worden gedeclareerd. Om die reden had [handelsnaam vof] er niet voetstoots van mogen uitgaan dat [appellante] ook met die herstelwerkzaamheden instemde, toen zij antwoordde dat zij de met de prijzen voor het stomen akkoord ging, zonder daarbij op het verstelwerk in te gaan; gegeven de mogelijkheid van een bij [appellante] op dat punt levend misverstand had [handelsnaam vof] bij haar moeten navragen of die veronderstelling juist was. Een enkele mail had daartoe volstaan. Omdat zij dat niet heeft gedaan, kan [appellante] niet geacht worden met het verstelwerk te hebben ingestemd.
4.4
Het voorgaande betekent dat de grieven slagen.
4.5
Het feit dat de grieven slagen, betekent niet dat daarmee ook het beroep op de garantie slaagt. Om de navolgende reden is dat ook niet het geval.
4.6
Het verweer van [handelsnaam vof] houdt kortgezegd in dat de garantie uitsluitend ziet op het reinigen van de jurk, althans dat het verstelwerk waarvoor de garantie ook geldt, tussen partijen wel degelijk is overeengekomen. In dat standpunt ligt besloten dat de garantie is gegeven ter zake van schade die ontstaat bij de uitvoering van tussen partijen overeengekomen werkzaamheden. De garantie beperkt zich volgens [handelsnaam vof] dus tot de werkingssfeer van de overeenkomst.
4.7
De stellingen van [appellante] komen erop neer dat de overeenkomst zich tot de reiniging beperkte. In de lezing van [handelsnaam vof] was in dat geval ook de garantie tot die werkzaamheden beperkt. Omdat [handelsnaam vof] niet is tekortgeschoten bij het reinigen van de jurk (partijen zijn het daarover eens), komt [appellante] dan ook geen beroep op de garantie toe indien enerzijds van de stellingen van [appellante] en anderzijds van het verweer van [handelsnaam vof] zou moeten worden uitgegaan.
4.8
In het licht van dit verweer van [handelsnaam vof] had het op de weg van [appellante] gelegen haar standpunt te onderbouwen dat de garantie ziet op alle door [handelsnaam vof] verrichte werkzaamheden - dus ook op werkzaamheden die volgens haar zélf niet zijn overeengekomen. Zonder dergelijke onderbouwing kan zij in dat standpunt niet worden gevolgd. Omdat die onderbouwing ontbreekt, faalt het beroep op de garantie.
4.9
Voor zover [appellante] heeft bedoeld (subsidiair) te stellen dat [handelsnaam vof] onrechtmatig schade aan de jurk heeft veroorzaakt, geldt het volgende.
4.10
Indien [handelsnaam vof] zonder daar opdracht toe te hebben de originele staat van de jurk heeft veranderd, is dat tegenover [appellante] onrechtmatig. De vraag of - en zo ja, in hoeverre - daaruit schade is voortgevloeid, zal hierna worden besproken.
4.11
[appellante] heeft niet bestreden dat het mogelijk is (i) het aflocken van enkele onderrokken (tule) en van de bovenrok ongedaan te maken, (ii) de tule en bovenrok weer los te maken en (iii) de rolzoom opnieuw aan te brengen. In dat geval zou de jurk volgens haar echter minimaal twee centimeter korter worden. Daarmee zou de jurk 'technisch gezien' onherstelbaar zijn beschadigd. Het gaat immers om een op maat gemaakt unicum met museale waarde, dat als investeringsobject is aangeschaft, aldus [appellante] . Dit standpunt is onverenigbaar met de uitlatingen van mw. [X] , waar [appellante] zich op beroept. [X] gaat immers uit van de mogelijkheid van een 'juiste reparatie' (vervanging van het gehele rokdeel). In zoverre is het standpunt van [appellante] dat de jurk onherstelbaar is beschadigd onbegrijpelijk. Daar komt het volgende bij.
4.12
Dat de jurk (kennelijk vanwege de 'museale waarde', en enkel in originele staat) als investeringsobject kan worden beschouwd, is in geen enkel opzicht onderbouwd. Voorop staat het vaststaande feit dat de jurk is gemaakt om te dienen als huwelijksjurk voor [appellante] , en als zodanig ook heeft dienst gedaan. In dat licht had [appellante] moeten toelichten wat de veronderstelde museale kwaliteiten van de jurk nadien waren en waarop dat standpunt is gebaseerd. Hetzelfde geldt voor de door haar uitgesproken 'verwachting' dat de jurk (kennelijk opnieuw: uitsluitend in originele staat) in waarde zal stijgen. Het enkele feit dat het gaat om een kostbare, op maat gemaakte jurk van een beroemd couturier, volstaat wat dat aangaat geenszins als onderbouwing. Bovendien valt zonder toelichting niet in te zien dat, en in hoeverre, de jurk zijn waarde zou verliezen als deze twee centimeter is ingekort.
4.13
De stelling dat de 'val' van de jurk anders is geworden, is niet onderbouwd in de situatie dat de aanpassingen ongedaan zijn gemaakt. Betoogd is immers dat de val door die aanpassingen is veranderd.
4.14
[handelsnaam vof] heeft gemotiveerd bestreden dat de jurk na herstel als bedoeld in de eerste volzin van rechtsoverweging 4.10 (minimaal) twee centimeter korter zou zijn. [appellante] heeft van die stelling geen bewijs aangeboden, en het hof ziet geen reden haar ambtshalve tot bewijslevering toe te laten.
4.15
Al het voorgaande betekent dat de onderbouwing van de schadevordering tekort schiet waar het gaat om de aantasting van de oorspronkelijke staat van de jurk. Aannemelijk is, dat de kosten van vervanging van een compleet rokdeel aanzienlijk hoger zouden liggen dan de kosten die zijn gemoeid met het ongedaan maken van het aflocken van enkele onderrokken en de bovenrok, het weer los maken van de tule en bovenrok en het opnieuw aanbrengen van de rolzoom. Tot die laatste kosten is de schade dan ook beperkt. Omdat het hof geen inzicht heeft in die kostenpost, zal de zaak naar de rol worden verwezen om [appellante] in de gelegenheid te stellen zich daar over uit te laten en haar vordering er aan de hand van bewijsstukken op toe te spitsen.
5 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen:
stelt [appellante] in de gelegenheid zich bij akte ter rolle uit te laten in de hiervoor onder 4.15 bedoelde zin;
verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van dinsdag 27 september 2016 voor akte aan de zijde van [appellante] .
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, R.E. Weening en J. Smit en is uitgesproken door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 30 augustus 2016.