Met grief 1 komt Constar op tegen de toegewezen schadeloosstelling voor ontbrekende pensioenopbouw en de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Het hof deelt echter het oordeel van de kantonrechter dat tussen Constar en [verweerder 4] een pensioenovereenkomst tot stand is gekomen. Hoewel uit de onder 3.4 geciteerde bepaling in de arbeidsovereenkomst blijkt dat er ten tijde van het opmaken van het arbeidscontract nog geen pensioenuitvoerder bekend was, heeft Constar wel concreet aangegeven dat het zou gaan om een pensioen met een middelloonregeling waarvoor de werknemer premie diende te betalen, en dat gepoogd zou worden de pensioenregeling van Constar International te continueren. Het hof beschouwt dit als een voldoende concreet aanbod. Door vervolgens vanaf de eerste salaristermijn over juni 2014 maandelijks op het loon een premiebedrag in te houden van dezelfde omvang als [verweerder 4] eerder diende af te dragen bij Constar International en door na te laten binnen een redelijke termijn na het doen van het aanbod mee te delen dat zij die toezegging dat zij haar aanbod om te zorgen voor een pensioenregeling als bedoeld niet gestand zou doen, heeft Constar de situatie in het leven geroepen dat [verweerder 4] mocht aannemen dat de pensioentoezegging op basis van de "oude Constar International-regeling" dan wel een daarmee vergelijkbare regeling gerealiseerd was en dat hij door maandenlange premieafdracht het aanbod had aanvaard.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [verweerder 4] nog toegelicht dat hij na enige maanden bericht kreeg van Aegon, de pensioenuitvoerder van Constar International, dat geen premie meer was afgedragen. Daarop heeft hij [persoon 1] aangesproken, die hem geruststelde dat het allemaal goed zou komen.
[persoon 1] heeft desgevraagd verklaard dat hij misschien zo'n 5 a 6 maanden na de start van Constar begreep dat het niet ging lukken om een pensioenvoorziening te treffen als bedoeld was bij aanvang. Dat is niet collectief met de werknemers besproken, en [persoon 1] meent ook dat dit niet schriftelijk aan de werknemers is meegedeeld.
Het hof ziet hierin een bevestiging dat [verweerder 4] er ook terecht op mocht vertrouwen dat de pensioenovereenkomst tot stand gekomen was.
Terecht heeft de kantonrechter overwogen dat Constar, door geen pensioenregeling met een pensioenuitvoerder te sluiten, tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen en de daardoor ontstane schade dient te vergoeden. Nu Constar, blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, te kennen heeft gegeven dat zij de omvang van de door [verweerder 4] gestelde schade van € 23.882,05 bruto niet betwist, is dat primair verzochte bedrag terecht toegewezen. De toevoeging in hoger beroep dat dit het bedrag is op basis van de 'oude Constar International-regeling' brengt het hof niet tot een ander oordeel, aangezien bij Constar een premiebedrag van dezelfde omvang werd ingehouden. De grief faalt.