Partijen (de man was destijds 57 jaar en advocaat sedert 1994; de vrouw was ongeveer even oud, receptioniste/secretaresse op zijn kantoor en had eerder een onderneming met twee kledingwinkels gedreven) hebben over de financiële afwikkeling van hun relatie in de loop van de tijd de volgende documenten opgemaakt (het hof volgt de nummering van de rechtbank en laat de driepartijen overeenkomsten II, IV, V en VI tot geldlening door de vrouw aan de zoon van de man hier buiten beschouwing):
0 een door de vrouw ondertekende kwitantie d.d. 25 augustus 2009 (verder: de kwitantie; zie productie 18 bij akte van de man van 9 januari 2013) met haar verklaring dat de man haar € 48.068,48 in contanten had betaald als deelbetaling voor het door haar uiterlijk op 1 september 2009 over te maken bedrag van € 148.068,48 op zijn hypotheekaflossing,
I een door de vrouw ondertekende brief d.d. 1 november 2009 aan de man (verder: de brief; zie productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie) met daarin haar verklaring de resterende € 48.000 graag voor hem te willen betalen onder de toevoeging: “die hoef je dus niet terug te betalen”,
III een door partijen ondertekende verklaring d.d. 13 september 2010 (verder: de verklaring; zie productie 2 bij inleidende dagvaarding) met de vaststelling dat de vrouw medio september 2009 ten behoeve van de aflossing van de hypotheek van de man € 48.000 had voorgeschoten met de toezegging dat dit zou worden terugbetaald in het geval de man zou komen te overlijden en met de volgende overeenkomst:
“-(De man, hof) is bereid en verplicht zich dan ook om het hierboven genoemde bedrag van € 48.000,00 terug te betalen en de eerder daarover gemaakte afspraak ongedaan te maken onder de voorwaarde dat het bedrag uiterlijk op 1 september 2015 op de bankrekening van (de vrouw, hof) zal worden bijgeschreven, of zoveel eerder als de financiën van (de man, hof) dat toelaten.
-(De man, hof) verklaart hierbij dat er buiten de hierboven genoemde driepartijen overeenkomst geen overeenkomsten tussen partijen zijn en in het geheel geen ondertekende stukken van welke strekking dan ook.
-(…)
-(De vrouw, hof) zal ter compensatie van bovengenoemde regelingen op 13 september 2010 een bedrag van € 9.000,00 overmaken op de bankrekening van (de man, hof).”,
VII een door beide partijen ondertekende overeenkomst van geldlening d.d. 5 december 2010 (productie 3 bij inleidende dagvaarding), waarbij partijen zijn overeengekomen:
“2) Het resterende bedrag van € 48.000,00 wordt door middel van deze overeenkomst omgezet in een levenslange renteloze lening, hetgeen inhoudt dat de lening aan (de vrouw, hof) wordt terugbetaald uit de nalatenschap van (de man, hof) nadat hij zou komen te overlijden;
3) Door deze overeenkomst vervalt de verklaring van 13 september 2010 met betrekking tot de terugbetaling van de lening.”,
VIII een door beide partijen ondertekende overeenkomst van geldlening d.d. 11 december 2010 (productie 4 bij inleidende dagvaarding), waarbij partijen zijn overeengekomen dat de man van de vrouw medio september 2010 € 9.000 ter leen heeft ontvangen door overmaking van dit bedrag op de bankrekening van de man en dat de man deze lening zou aflossen uiterlijk 1 januari 2012.