2.3
[geïntimeerde] is in verband met het overlijden van de overledene strafrechtelijk vervolgd. In het betreffende vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 11 februari 2014 (hierna: het strafvonnis) is onder andere het volgende opgenomen:
"(…)
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij [In] 2013 te [B] , opzettelijk [C] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het (boven)lichaam en/of hart(streek) van die [C] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [C] is overleden.
Het oordeel van de rechtbank
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet vast is komen te staan dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad op het moment dat hij in de deuropening verscheen, dan wel dat hij een mes bij zich heeft gedragen en dat hij dit ten tijde van de confrontatie met [C] tevoorschijn heeft gehaald.
De rechtbank acht, ondanks dat op een aantal punten vraagtekens bij verdachtes verklaringen gezet kunnen worden, de mogelijkheid dat [C] zelf een mes bij zich heeft gedragen dat ten tijde van of vlak voor de confrontatie tevoorschijn is gekomen, op grond van de bewijsmiddelen niet uitgesloten. De rechtbank zal derhalve voor de verdere beoordeling in het middel laten wie het mes bij zich heeft gedragen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte ten tijde van de confrontatie met [C] het mes, dat hij en [C] al dan niet gelijktijdig vast cq in bedwang hielden, zodanig heeft gemanipuleerd dat de punt van het mes in de richting van het bovenlijf van [C] is gekeerd waarna verdachte zodanige zwaaiende dan wel duwende bewegingen heeft gemaakt dat het mes tot drie keer toe in het bovenlichaam cq de hartstreek van [C] is gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door tijdens de worsteling met [C] een mes, dat zich ter hoogte van het midden van het lichaam van het slachtoffer, en dus ter hoogte van vitale delen bevond, op de hiervoor bedoelde wijze te manipuleren en te bewegen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [C] met dat mes daadwerkelijk meerdere malen in het bovenlichaam zou steken waardoor [C] zou komen te overlijden. De rechtbank acht aldus het voorwaardelijk opzet op de dood en daarmee de tenlastegelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij [In] 2013 te [B] , opzettelijk [C] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen met een mes in het bovenlichaam en/of hart(streek) van die [C] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [C] is overleden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht."
2.4
De meervoudige strafkamer heeft voorts het beroep van [geïntimeerde] op noodweer gehonoreerd en [geïntimeerde] ontslagen van alle rechtsvervolging. Als gevolg daarvan is [appellant] , die zich als benadeelde partij had gevoegd in het strafproces, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.