Met grief II keert [appellant 1] zich tegen de toewijzing door de rechtbank van de vordering van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] betreffende de advocaatkosten. Het gaat daarbij om de advocaatkosten van € 8.943,75 betreffende de periode vanaf de ontdekking van de fout (op 17 mei 2011) tot en met het passeren van de herstelakte (op 31 oktober 2011) en om de advocaatkosten van € 4.345,75 betreffende de periode na het passeren van de herstelakte.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben in de inleidende dagvaarding (onder 4) gesteld dat zij zich hebben moeten laten voorzien van de bijstand van een advocaat in het kader van de vaststelling van de aansprakelijkheid van [appellant 1] , de vaststelling van de schade en de buitengerechtelijke regeling van de schade en dat zij de begeleiding en advisering van hun advocaat hebben moeten inroepen in het kader van de door [appellant 1] voorgestelde hersteloperatie. Over de kosten betreffende de periode na het passeren van de herstelakte hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] daarbij gesteld dat die onder andere verband houden met de verdere advisering van hen en met overleg met [appellant 1] en zijn verzekeraar Nationale Nederlanden over een schaderegeling buiten rechte en dergelijke tot het moment waarop duidelijk werd dat een minnelijke regeling niet meer tot de mogelijkheden behoorde en tot dagvaarding moest worden overgegaan. De advocaatkosten kwalificeren volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder a, b en c BW. Ter onderbouwing van de kosten hebben zij facturen met bijlagen (urenstaten) overgelegd.
[appellant 1] heeft daartegenover aangevoerd (in de conclusie van antwoord onder 19 e.v.), kort gezegd, dat hij al in het buitengerechtelijke traject meermaals om specificatie en onderbouwing met bescheiden van de gevorderde kosten heeft verzocht en dat hij slechts te algemene specificaties heeft ontvangen (zoals de door hem bij die conclusie overgelegde productie 2, een urenstaat van mr. Verhoeven). Bij memorie van grieven heeft [appellant 1] nogmaals aangevoerd dat onduidelijk is waaruit de betreffende werkzaamheden inhoudelijk hebben bestaan en dat de vele (toegewezen) uren zich lastig laten verklaren, gezien de volgende omstandigheden:
i- [appellant 1] heeft de fout onmiddellijk erkend;
ii- [appellant 1] heeft de fout direct, nadat hij daarmee bekend was, hersteld;
iii- Accon AVM was ook al bij de zaak betrokken;
iv- Accon AVM heeft, getuige haar toelichting, zelf ook juristen;
v- de advocaat beschikt niet over specifiek fiscale of notariële kennis waardoor hij van toegevoegde waarde zou zijn in dit dossier;
vi- deze kennis was bovendien overbodig omdat Accon AVM al bij het dossier betrokken was en ook een second opinion is gevraagd aan een derde notaris.
[appellant 1] heeft daarbij erop gewezen dat sprake is geweest van opvolging van raadslieden, dat dat een keuze van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] is die niet voor zijn rekening kan komen en dat dubbele werkzaamheden niet kunnen worden gedeclareerd. Volgens [appellant 1] is een bedrag van € 2.000,-- voor de advocaatkosten een redelijk bedrag voor de kosten van rechtsbijstand.
Daartegenover hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in hun memorie van antwoord (onder 2.3 tot en met 2.16) in het algemeen (dat wil zeggen: ten aanzien van alle schadeposten) gewezen op de volgens hen van belang zijnde omstandigheden. Die omstandigheden (die deels ook al in eerste aanleg in de akte met producties van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] waren vermeld) zijn, kort gezegd, de grote omvang van het familiebedrijf van [geïntimeerde 2] , de aandelenoverdracht door [persoon 1] wegens diens ziekte aan [geïntimeerde 1] via [appellant 1] in 2002 waarmee werd beoogd [geïntimeerde 1] enig aandeelhouder van [geïntimeerde 2] te laten worden en de gevolgen van de nietigheid van die aandelenoverdracht voor het verleden en de toekomst ( [geïntimeerde 1] had met terugwerkende kracht ten onrechte sinds 2002 als enig aandeelhouder vele besluiten genomen, terwijl de erven van de in 2003 overleden [persoon 1] aanspraak hadden op de aandelen waarop de nietige aandelenoverdracht betrekking had en dus mede-aandeelhouder waren van [geïntimeerde 2] ; een zogenoemd “BOR-verzoek” (tot het fiscaal gunstig kunnen overdragen van het familiebedrijf) kon door die nietige aandelenoverdracht niet worden ingediend, omdat [geïntimeerde 1] niet voldeed aan de eis dat hij in de vijf voorafgaande jaren enig aandeelhouder van [geïntimeerde 2] was). [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben daarbij nog gesteld dat zij zich, gezien de complexiteit van de zaak en de substantiële financiële belangen die op het spel stonden, genoodzaakt zagen juridische, fiscale en financiële adviseurs in te schakelen. Die adviseurs hebben zich in grote lijnen bezig gehouden met het in kaart brengen van de problemen en het inventariseren van de risico’s, het onderzoek naar en advisering met betrekking tot de verschillende juridische aspecten van deze kwestie (aansprakelijkheid, herstelmogelijkheden, etc.), de mogelijkheden om de schade te beperken en/of te voorkomen, het voeren van gesprekken en adviseren van de verschillende bij de kwestie betrokken personen, in het bijzonder de erven van [persoon 1] , overleg met de fiscus onder andere met betrekking tot de mogelijkheden om alsnog een BOR-verzoek in te dienen, etc., aldus [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Dat [appellant 1] , na erkenning van zijn aansprakelijkheid, op zijn kosten een herstelakte heeft gepasseerd, neemt niet weg dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] kosten hebben gemaakt in verband met de inschakeling van genoemde adviseurs, welke kosten niet relevant anders zouden zijn geweest wanneer een andere notaris die herstelakte zou hebben gepasseerd. De erven van [persoon 1] hebben uiteindelijk ingestemd met het passeren van de herstelakte en hebben verder geen aanspraken jegens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gemaakt. Daaraan zijn echter uitvoerig overleg - via de adviseurs van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] - en advisering voorafgegaan. Uiteindelijk is een hernieuwd BOR-verzoek ingediend en gehonoreerd, aldus [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .
Specifiek met betrekking tot de advocaatkosten hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] daarbij nog het volgende gesteld. Er was sprake van een complexe zaak met grote achterliggende financiële belangen. De beroepsfout had zowel op fiscaal en boekhoudkundig als op notarieel en juridisch gebied implicaties, zodat, naast het inschakelen van een accountant/fiscalist en notaris, het inschakelen van een advocaat nodig was. Alvorens tot aansprakelijkstelling van [appellant 1] over te gaan, was de bijstand van een advocaat (onderzoek, advisering, begeleiding, etc.) noodzakelijk en ook in de daarop volgende periode was dat het geval, de omstandigheid dat [appellant 1] zijn beroepsfout erkende ten spijt. De inspanningen van de adviseurs van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , waaronder de advocaat, hebben geleid tot beperking van de schade en ook de vergoedingsplicht van [appellant 1] . (De verzekeraar van) [appellant 1] heeft dat niet willen inzien en diens verzekeraar bleek, ondanks vele inspanningen van de advocaat van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , niet bereid tot een minnelijke schaderegeling, aldus [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .