Op 5 maart 2009 hebben Friesland Bank en [appellant] , voor diens vertrek naar Qatar, een overeenkomst van borgtocht gesloten (productie 1 bij conclusie van repliek). In deze overeenkomst is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
"
Borg
De heer [appellant] (…).
Bank
Friesland Bank (…).
Debiteur
R.S. Wassenaar Holding BV en Handels en Montagebedrijf Wassenaar BV zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk beide gevestigd te [A] ,
hierna te noemen: debiteur.
De borg verbindt zich bij deze - hoofdelijk - jegens de bank als borg voor de debiteur tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de debiteur te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook, met dien verstande dat het bedrag waarvoor de borg (hoofdelijk) uit hoofde van deze borgstelling kan worden aangesproken nimmer meer bedraagt dan EUR 50.000,00 (…).
(…)
Goedschrift en ondertekening
plaats [A] Datum 05-03-2009
De borg
De heer [appellant]
Degene(n) die zich als borg verbindt/verbinden, c.q. degene(n) die bevoegd zijn de rechtspersoon/rechtspersonen die zich als borg verbindt/verbinden in rechte te vertegenwoordigen, dient/dienen eigenhandig te schrijven:
‘Goed als borg voor (het bedrag van de borgtocht voluit in letters)’ en onder het goedschrift de handtekening te plaatsen.”
Deze overeenkomst is ondertekend door een medewerker van Friesland Bank, [appellant] en ten blijke van haar toestemming mede door [B] . [appellant] heeft daarbij geschreven:
“Goed als borg voor vijftigduizend euro”.