Het inleidend verzoekschrift is op 10 augustus 2015 ingediend bij de rechtbank. In de bij dat verzoekschrift ingebrachte eigen verklaring heeft betrokkene aangegeven dat hij zijn financiële administratie in de soep heeft laten lopen en niet in staat is om dat weer op orde te krijgen. Betrokkene erkent ook in zijn beroepschrift dat hij voor het verzoekschrift het overzicht deels was kwijtgeraakt.
De ingebrachte schuldenlijst van betrokkene en [belanghebbende] , die niet bestreden is door betrokkene, beloopt een bedrag van ruim € 31.000,-. Betrokkene heeft gesteld dat het merendeel van de schulden niet van hem is, zoals de schuld aan het LBIO, en dat hij daaraan niet wil en hoeft mee te betalen. Het had op de weg van betrokkene gelegen om (onderbouwd) aan te geven welke schulden van betrokkene zijn en welke van zijn partner zijn. Uit de stukken noch anderszins kan het hof dat evenwel opmaken. Ook als het hof uit de stukken had kunnen opmaken dat de schuld aan het LBIO van [belanghebbende] is - zoals betrokkene heeft aangevoerd - dan nog blijft er een bedrag van ongeveer € 15.000,- aan schulden over. De schuldenlast in zijn geheel of tezamen, is door de bewindvoerster terecht aangeduid als problematisch. Het betreft het niet voldoen van de zorgverzekering, het niet voldoen van betaling van (de eigen bijdrage aan) het CAK, het niet voldoen van betalingen aan de energieleverancier, het niet voldoen van betalingen aan de belastingdienst, een (kleine) huurachterstand, en het niet voldoen van andere vaste maandelijkse financiële verplichtingen.
Betrokkene woont samen met zijn partner [belanghebbende] . De bewindvoerster heeft onbestreden laten weten dat [belanghebbende] geen eigen inkomen heeft en betrokkene en [belanghebbende] samen van de uitkering van betrokkene leven. Betrokkene en [belanghebbende] vormen aldus samen een economische eenheid. Over de goederen van [belanghebbende] is - evenals over die van betrokkene - op 18 maart 2016 een bewind uitgesproken, dat nog steeds van toepassing is.
Betrokkene heeft geen oplossing aangedragen voor de schulden, dan wel een plan uitgewerkt hoe de schulden te verminderen of in te lossen. Betrokkene heeft ter zitting laten weten dat zijn buurvrouw hem helpt maar hij heeft dat niet onderbouwd en het hof kan dat dan ook niet toetsen, laat staan beoordelen of rechthebbende met hulp van deze buurvrouw in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Weliswaar is daarnaast ter zitting duidelijk geworden dat betrokkene en [belanghebbende] bezig zijn met het aanvragen van een wettelijke schuldsaneringstraject maar het hof is er gelet op de schuldenlijst niet op voorhand van overtuigd dat zij tot het schuldsaneringstraject zullen worden toegelaten. Derhalve ziet het hof niet in dat er zonder het bestaan van het bewind een oplossing voor de schulden komt.