2.5.
Bij vonnis van 28 mei 2014 is [A] door de rechtbank Overijssel tot een taakstraf van 50 uur en een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar veroordeeld wegens, samengevat, het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift. In het vonnis is onder meer het volgende opgenomen:
“5.2 (…)
feitelijke gang van zaken
(…)
In de periode van 2005 tot en met 2008 heeft medeverdachte [C] een 20-tal nieuwe caravans van het merk Hobby geleverd aan verdachte. [C] kocht deze nieuwe caravans bij de Duitse onderneming [E] KG en verkocht deze met toepassing van de margeregeling aan verdachte’s eenmanszaak (in 2005 en 2006) en aan [X] VOF (in 2007 en 2008). [C] maakte facturen op waarop hij telkens vermeldde dat het een “margewagen” betrof. Later werden in plaats van facturen, inkoopverklaringen opgemaakt waar telkens ook op werd vermeld dat het om een “margewagen” ging.
Verdachte verkocht de van [C] verkregen caravans vervolgens door aan particulieren als nieuwe caravans, eveneens met toepassing van de margeregeling. De inkoopfacturen werden in de administratie van verdachte’s eenmanszaak opgenomen, als bewijs dat de caravans gebruikt waren en van een particulier waren ingekocht.
(…)
De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat verdachte, die al sinds 2002 in het vak zit, wel degelijk wist dat de 20 door [C] geleverde Hobby-caravans nieuw waren en niet gebruikt. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden.
- Van een tiental willekeurig gekozen particuliere kopers hebben acht kopers schriftelijk verklaard dat de caravan nieuw was toen ze deze bij verdachte/ [X] VOF kochten. Een koper heeft niet gereageerd op de vragenbrief en slechts een koper heeft verklaard dat het om een gebruikte caravan ging. Deze laatste koper woont echter in dezelfde straat als verdachte en de rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat deze koper de vragen na overleg met verdachte heeft beantwoord.
- Uit de Duitse voertuigbescheiden blijkt dat alle 20 caravans voor de inkoop door verdachte uitsluitend op naam hebben gestaan van de onderneming [E] . Deze tenaamstelling op naam van [E] duurde meestal slechts enkele dagen. De caravans hebben niet op naam gestaan van een particuliere eigenaar.
- Een groot deel van de caravans zijn door [C] op bestelling aan verdachte geleverd.
- De caravans zijn alle ingekocht in het modeljaar dat in het voertuig identificatienummer is te lezen.
- Van de door [C] geleverde caravans waren sommige onderdelen nog in plastic verpakt en de caravans vertoonden geen sporen van gebruik.”
In de bij het vonnis behorende Bijlage bewijsmiddelen is onder andere het volgende opgenomen:
“6.
Een proces-verbaal van verhoor van 28 mei 2010, voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [G] , zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Klopt het dat u in het jaar 2005 en in het jaar 2006 een caravans hebt gekocht van de firma [X] uit [Z] ?
Antwoord gehoorde:
Ja, dat is correct in die zin dat beide caravans door ons in 2006 zijn gekocht. De eerste was een gebruikte van het bouwjaar 2005 Daarna hebben wij in het najaar van 2006, december, een nieuwe gekocht en de andere daarop ingeruild. (…)
Vraag verbalisanten:
Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?
Antwoord gehoorde:
Er zat blauwe folie op, onder andere op de tafel. De matrassen zaten nog in het plastic, op de koelkastdeur zat nog beschermfolie. Mijn vrouw en ik hadden de overtuiging dat het gewoon een spik splinter nieuwe caravan was.
(…)
7.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 mei 2010 voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [H] , zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Klopt het dat u in het jaar 2007 een caravan heeft gekocht van de firma [X] uit [Z] ?
Antwoord gehoorde:
Ja, dat klopt.
(…)
Vraag verbalisanten:
Heeft u een gebruikte of een nieuwe caravan gekocht?
Antwoord gehoorde:
Wij hebben de caravan als nieuw gekocht. Als ik mij goed weet te herinneren stond die caravan ook als nieuw op het internet. We zijn eerst via internet op zoek geweest naar een caravan en kwamen op de site van [X] terecht. We zijn toen naar [X] gegaan en hebben toen ook met de baas van [X] gepraat, dat was [A] en die zei ook dat het een nieuwe caravan was.
Vraag verbalisanten:
Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?
Antwoord gehoorde:
Aan het type, het model. Het was een model van 2007, dat kon je ook zien aan de kleuren van het interieur. Het kenteken moest ook nog aangevraagd worden. Er zat nog plastic om de matras. Er zat nog folie over het toilet en over de afdekplaat over het fornuis. We kregen er ook een flesje met schoonmaakvloeistof bij die je de eerste keer in het toilet moet doen. (…)
8.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie van 30 juni 2010 (AH018), opgemaakt door de verbalisant [I] , zakelijk weergegeven:
(…)
Op 9 keuringsrapporten die door de RDW keurmeesters zijn opgemaakt heb ik gezien dat bij de datum eerste toelating wordt vermeld: “nieuw”.
Geen van de onderzochte caravans heeft in de periode voor de inkoop door [X] op naam gestaan van een particulier.
De hiervoor vermelde bevindingen doen vermoeden dat alle 20 caravans die door [C] aan [X] heeft geleverd nieuw waren ten tijde van de inkoop door [X] .
(…)”
2.6.
Bij vonnis van 28 mei 2014 is belanghebbende door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een geldboete van € 3.500 wegens het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Belanghebbende is op 25 november 2015 door het Hof (strafkamer) veroordeeld tot een geldboete van € 5.000. In het arrest is onder meer het volgende opgenomen:
“Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal 2007 en de eerste twee kwartalen 2008 onjuist gedaan. Hierdoor is de fiscus in 2007 voor € 7.708 en in 2008 voor € 4.499 benadeeld.
Door aldus te handelen heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat de overheid te weinig inkomsten uit belastingen heeft genoten. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad.
Bij de oplegging van de straf zoekt het hof aansluiting bij het benadelingsbedrag, te weten een geldboete die 50% van het benadelingsbedrag beslaat. Het benadelingsbedrag over de jaren 2007 en 2008 bedraagt € 12.207. Door de raadsman is aangegeven dat tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 2007 en 2008 nog procedures bij de belastingrechter lopen. Door het hof wordt daarom het benadelingsbedrag schattenderwijs op € 10.000 gesteld en derhalve de op te leggen boete op € 5.000.”
2.7.
[J] (hierna: [J] ), de leverancier van belanghebbende, is eveneens strafrechtelijk vervolgd. Tegenover de FIOD heeft hij op 6 april 2010 onder meer het volgende verklaard:
“Vraag verbalisanten:
Op welke manier voorziet u momenteel in uw levensonderhoud.
Antwoord gehoorde:
Een jaar geleden zijn mijn zaken met [E] uit [F] beëindigd en sindsdien heb ik eigenlijk geen inkomen meer. De reden van de beëindiging met caravanhandel [E] is dat hij er vermoedelijk achter gekomen is dat het niet in orde was met de belasting. De manier waarop ik de zaken afhandelde dat klopte niet omdat ik geen boekhouding had en ik deed verder niets met de administratie. En ik droeg geen omzetbelasting af. Een voor een vielen mijn afnemers van nieuwe caravans af.
Als u vraagt of [E] gelijk had dat het met de omzetbelasting niet in orde was dan zeg ik dat het klopt wat [E] vermoedde. Ik kocht namelijk BTW vrije caravans in van [E] op een BTW nummer dat niet van mij was.
Ik heb aan [E] een BTW nummer gegeven dat ik van internet heb gehaald en dit nummer was van autohandel [K] uit [L] . Ik heb nooit contact met [K] gehad, ik ken hem zelfs niet eens. Ik kocht de caravans belastingvrij van [E] en daardoor waren ze natuurlijk goedkoop en vervolgens werden de caravans onder de margeregeling gebracht door mij en vervolgens verkocht aan Nederlandse caravanhandelaren.
De caravans die ik bij [E] heb gekocht daar heb ik nooit omzetbelasting over betaald. De facturen die ik van [E] kreeg van de door mij gekochte caravans die gooide ik onderweg weg omdat ikzelf toch geen boekhouding bijhield. Als u vraagt aan wie ik de caravans leverde in Nederland dan zeg ik dat ik aan (…) geleverd heb en vervolgens heb ik caravans aan (…) geleverd. Ook heb ik caravans aan de firma [X] in [Z] geleverd maar dit waren er niet zo veel.
Meestal kocht ik caravans op bestelling van mijn Nederlandse afnemers.
De afnemers van mijn caravans konden weten dat het om nieuwe caravans ging die ik verkocht aan hen omdat bijvoorbeeld de gaspitten waren afgeplakt met plastic en de toiletpot was met plastic afgeplakt en de koelkast ook.”
“Vraag verbalisanten:
U hebt aangegeven dat u voor de caravans die u bij [E] inkocht facturen opmaakte op naam van Handelsonderneming [C] .
Tot wanneer hebt u van die facturen gebruik gemaakt.
Antwoord gehoorde
Ik heb die facturen gebruikt tot ze op waren, ik denk tot twee jaar geleden. (…)
Op de factuur staat vermeld: Margewagen”. Daar stonden mijn afnemers op dat moest op de factuur staan.
Als ik het over mijn afnemers heb, dan bedoel ik [A] in [Z] , (…). Soms was ik dat vergeten en dan moest ik dat later op verzoek van (…) of de andere afnemers alsnog doen.
Dit moet ik er wel bij vertellen dat ze, en dan bedoel ik (…) [A] , heel goed wisten dat ik ze nieuwe caravans leverde.
De facturen die u mij toont heb ik geschreven. Dus ik heb de facturen op naam van Handelsonderneming [C] gewoon gebruikt ook nadat ik in 2005 de onderneming had beëindigd.
(…)
Ik heb er natuurlijk wel lekker aan verdiend maar ik heb ze hen best wel goedkoop verkocht. Als er op een caravan bijvoorbeeld 1900 euro BTW zat dan nam ik bijvoorbeeld 1000 euro winst en dan hadden zij ze toch nog 900 goedkoper dan via de officiële weg. Ook kreeg ik via [E] korting van 3 tot 5 procent die ik doorgaf aan mijn afnemers.
Ik heb mijn klanten nooit voorgelogen, ze wisten allemaal dat het nieuwe caravans waren.
Ik heb [E] op een gegeven moment verteld dat ik inkoper van [K] was en hem het BTW nummer van [K] gegeven. Ze hebben altijd alleen met mij te doen gehad en nooit met [K] .
Ik had geen geld om caravans in te kopen, maar het waren caravans die ik direct doorverkocht en had ik het bedrag dat ik ’s morgens uit gaf, ‘s avonds weer in de zak.
Bij die caravans waren natuurlijk nooit kentekens, omdat [E] pas op het moment dat ik de caravan kocht de caravan op naam zette.
Ik leverde de caravan af met een kopie van de Duitse voertuigbescheiden. Daar stond dan de tenaamstelling van [E] nog niet op.
De originele Duitse voertuigbescheiden met de tenaamstelling van [E] stuurde ik na of ik nam ze de volgende keer mee als ik weer een caravan bracht.
Ik leverde alleen Hobby caravans.
Vraag verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een factuur op naam van Handelsonderneming [C] d.d. 16 april 2004 en vragen: wat kunt u hierover verklaren.
Antwoord gehoorde:
Dat was in de tijd dat mijn onderneming nog bestond. Ik heb alle facturen die betrekking hebben op caravans die ik bij [E] heb ingekocht en met gebruikmaking van de margeregeling weer heb verkocht weggegooid. Van deze facturen heb ik niets opgenomen in de administratie van mijn onderneming.
(…)
Van alle caravans die ik bij [E] heb ingekocht en aan (…), [A] en (…) onder de margeregeling heb verkocht heb ik nooit de BTW aangegeven en afgedragen. De inkoop bij [E] kon ik niet verwerken omdat ik dat deed op naam en BTW nummer van [K] zoals ik al heb verklaard en de verkoop heb ik ook nooit in een administratie opgenomen of aangegeven middels een aangifte omzetbelasting.”
“Wij tonen gehoorde [J] een factuur D-T–007 d.d. 27-07-2005. Dit betreft een factuur van Handelsonderneming [C] aan [A] / [X] te [Z] (ov) voor de levering van een caravan, merk Hobby met het voertuig identificatienummer [00000]
Vraag verbalisanten:
Kent u deze factuur? Zo ja wat kunt u hierover vertellen?
Antwoord gehoorde:
Dit gaat ook om een nieuwe caravan, die ik aan [X] heb verkocht. Ik kan dit wederom aan het identificatienummer zien in relatie met de datum van de factuur.”
“Noot verbalisanten:
Wij tonen gehoorde 18 facturen (D-B-10 tot en met D-B-28) op naam van Handelsonderneming [C]
Het betreft facturen uit het jaar 2004 tot en met 2009, (drie facturen per jaar)
Vraag verbalisanten:
Deze facturen hebben wij aangetroffen in de inkoopadministratie van (…), en [X] vof.
Op elke factuur staat vermeld dat het een “Margewagen” betreft. Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat al deze facturen betrekking hebben op caravans die nieuw en ongebruikt waren op het moment dat u de caravan aan deze afnemers verkocht.
Wij vermoeden dat u deze facturen opzettelijk vals hebt opgemaakt en afgeleverd aan (…) en [X] vof terwijl u wist dat deze facturen bestemd waren om ten onrechte als bewijs te dienen dat de caravans gebruikt waren terwijl ze in werkelijkheid nieuw waren.
Wat kunt u daarover verklaren.
Antwoord gehoorde:
Ja dat klopt ik heb daaraan meegewerkt op verzoek van afnemers en daarom marge vermeld terwijl ik wist dat het een gewoon een nieuwe caravan was. (…)”
En op 3 mei 2010 heeft [J] onder meer het volgende verklaard:
“Vraag verbalisanten:
Wie heeft de naam en adres gegevens van de verkopers verzonnen?
Antwoord gehoorde:
“Het zou kunnen dat ik ooit een of twee namen en adressen heb aangeleverd maar meer absoluut niet. Het verhaal is dat zij van mij de nieuwe caravans kochten en dat [X] zelfde inkoopverklaring erbij moest maken.
Ik weet zo niet meer welke een namen ik heb verzonnen. Wat mij opvalt is dat op de inkoopverklaring met nummer D-T.01-03 en D-T -01 12 respectievelijk de namen [M] en [E] AG staan. Dat zijn beide Duitse Firma’s en die zou ik natuurlijk zelf nooit op de inkoopverklaring zetten. Ik zie verder nog op D-T-01-1 7 staan Caravan [N] en op D-T-01-02 de FA [O] . Ik vind het niet netjes dat ze dit op mij af schuiven en dat ik dit zou hebben gedaan. Ik zou namelijk nooit zo dom zijn om bedrijfsnamen op te geven dat lijkt me duidelijk. Aan de andere kant vind ik het wel heel dom van [A] om dit op deze manier te doen want dat is vragen om problemen, omdat je deze ondernemers als ze al bestaan ook kan vragen naar de aankoop. Daarnaast is het zo dat bij aankoop van ondernemers een factuur wordt afgegeven en dan hoef je geen inkoopverklaringen op te maken.”
2.8.
[J] is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 27 mei 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden wegens valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Ter zitting heeft [J] onder meer het volgende verklaard:
“Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik die bij de FIOD heb afgelegd.
(…) Ik verkocht de caravans voornamelijk aan vier caravanbedrijven waaronder: (…), [X] en (…). Deze bedrijven en eigenaren wisten dat ze nieuwe caravans kochten. Ze bestelden ze ook bij mij. De caravans zijn nooit gebruikt door iemand. Het was een papieren kwestie. De facturen heb ik allemaal zelf opgemaakt. De inkoopverklaringen maakte ik samen op met de eigenaren van de caravanbedrijven. Ik maakte ongeveer 600 euro winst op een caravan die ik afleverde bij de handelaren. Ik heb dan ook geen omzetbelasting betaald over de door mij ingevoerde caravans.”